Bernardo Kastrup

Waarom mythen geen onzin zijn - een plausibele, levende bevestiging van transcendentie

Uitgeverij Samsara


Waarom mythen geen onzin zijn


Ik was aanwezig bij een debatmiddag in Rotterdam over het mysterie van bewustzijn. Mysterie en bewustzijn, want dat is het natuurlijk. Ooit was ik een hele ochtend in een diep gesprek met een groep mensen over het ‘ik’. Wie is ik, wat is ik, wie zegt ik tegen ik? We kwamen er niet uit. Het bleef een mysterie dat ‘ik’. Ook de middag in Rotterdam, waar Cyriel Pennartz, hoogleraar in de neurowetenschappen en Bernardo Kastrup, filosoof en als wetenschapper werkzaam geweest bij CERN, bleef het bewustzijn een mysterie. Of laat ik zeggen, beiden met het publiek kwamen niet tot een eensluidend antwoord. Hoe zou dat ook kunnen trouwens? Het debat stond die middag onder begeleiding van Wouter van Noort, journalist bij NRC en Hans Busstra, documentairemaker, beiden zeer geïnteresseerd in het idee van bewustzijn — ze schrijven erover, maken films en podcasts.


Eerst maar even de tegenstelling tussen beide wetenschappers: waar Cyriel Pennartz uitgaat van het meetbare — wat kunnen we zien en begrijpen van ons bewustzijn via onze eigen waarneming — vertelde Bernardo Kastrup dat we weliswaar de metingen hebben van een bewustzijn, maar dat hét bewustzijn voorbij die zichtbare metingen ligt. Ofwel, we meten, maar we weten niet wat we meten, want dat wat we meten, het kosmisch bewustzijn daarbuiten. De metingen geven slechts een indicatie.


Dus waar Cyriel Pennartz uitgaat van een werkelijkheid die we kunnen zien en voelen en daar een gevolgtrekking op maken, is Bernardo Kastrup overtuigt van iets dat buiten ons ligt en ons wel beïnvloedt. Het lijkt dus allemaal op de aloude discussie tussen het denken van Plato en dat van Aristoteles. Waar Plato kwam met zijn grot — we lijken als mensen tegen een achterwand aan te kijken in die grot waar we slechts de schaduwen zien van de werkelijkheid, alles dat zich buiten de grot afspeelt, vertelt Aristoteles dat we te maken hebben met de zichtbare natuur om ons heen.


Bewustzijn

Nu is het hele idee dat ons bewustzijn groter is dan we denken natuurlijk ook een verlangen naar verbondenheid. We willen niet eenzaam ons leven leven om uiteindelijk zinloos dood te gaan. Een groter bewustzijn, een opgaan in een kosmisch bewustzijn, dat zelfs een eigen ritme en zin heeft, is hoopvol: we zijn niet alleen. Sterker nog, alles heeft zin en betekenis. Het is de werkelijkheid achter deze zichtbare werkelijkheid.

Het lastige natuurlijk, en dat bleek ook weer op deze middag in Rotterdam, dat verwijzing naar die grotere werkelijkheid, dat kosmisch bewustzijn, vooral een persoonlijke ervaring van ons mensen is. En dan wordt alles dat we erover vertellen aan elkaar een soort grabbelton. Via middelen zoals psychedelica lijken we buiten onszelf te komen en ons gewaar te worden van iets ‘groters’. Of de verhalen van bijna-dood. De religieuze ontroering in een kerk. Of de logische gedachte dat het domweg onmogelijk kan zijn dat we hier op deze piepkleine planeet de enige in dat enorme universum kunnen zijn.


Voor Cyriel Pennartz zijn deze verlangens vooral de fantasie naar verbondenheid, of op zijn hoogst de verbeelding dat we één zijn. Voor Bernardo Kastrup het bewijs dat we voorbij de meetgegevens moeten zien om dat grotere bewustzijn te erkennen. Ofwel, we zitten in een cockpit van een vliegtuig en we zien de gegevens op het dashboard, maar het bewustzijn is daarbuiten, verder weg. 


Mythen

In zijn boek ‘Waarom mythen geen onzin zijn, een plausibele, levende bevestiging van transcendentie’ dat nu in een Nederlandse vertaling uit is gekomen, gaat Bernardo Kastrup verder op dat idee van de cockpit. Belangrijke aanleiding is een ervaring die hij zelf heeft gehad in de Dom van Keulen. Hoewel gelovig opgevoed, had hij, ook als wetenschapper, geen specifieke verbinding meer met welk geloof dan ook. Maar daar, toen, zag hij ‘de figuur van een man, genageld aan een kruis, in een dramatische voorstelling van een groot menselijk offer. Meteen werd er iets in mij omgezet, als een plotselinge verandering van perspectief: Ik had het begrepen. Ik was plotseling ‘overgebracht’ naar de transcendente cognitieve ruimte waarnaar de icoon als die tijd verwees.’ 


Dit moment is bepalend geweest en is in wezen de essentie van zijn boek. De mythe van de man aan het kruis, die je overal tegenkomt, verwijst niet alleen naar het verhaal dat in de Bijbel wordt verteld, maar verwijst naar wat er achter dat verhaal zit. Dan is de mythe niet langer alleen een gedeeld verhaal met een bepaalde ‘magie’, maar is het de poort naar een andere werkelijkheid geworden. De mythe is de cockpit, maar het wezenlijke is voorbij de knoppen in die cockpit, het is daar buiten. 


Schema

In een schema legt Bernardo Kastrup dan uit hoe we de feiten waar consensus over bestaat naar onze eigen vragen worden geleid over die feiten. Via de vragen komen we bij dat wat hij het ‘versluierd verstand’ noemt, de plek waar symbolen opduiken (denk aan de man aan het kruis). Die symbolen brengen ons dan weer naar ons ‘zelf reflectief intellect’ ofwel, ons denken verdiept zich. Maar het is niet ons verdiepte denken dat ons dan verder brengt, het is de verbeelding die ontstaat die ons samen met dat verdiepte denken, onze vragen, brengt bij een transcendente waarheid. Het is ‘een religieuze mythe die door de consensuswerkelijkheid zelf wordt opgeroepen.’


Iets makkelijker uitgelegd misschien is dat vragen een verbeelding kan oproepen, zeker als je de tijd neemt, en dat via de verbeelding andere vragen opduiken. Dat kan een continue stroom zijn waarbij de vragen steeds minder feitelijk, of intellectueel gesteld worden, maar iets ontsluieren wat je via feitelijkheid makkelijk zou ontgaan. Paulus, de apostel uit de Bijbel, schrijft er zo over: ‘Want nu zien wij nog door een spiegel, in raadselen, doch straks van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik onvolkomen, maar dan zal ik ten volle kennen, zoals ik zelf gekend ben.’


In feite is het hele boek van Bernardo Kastrup die spiegel die doorbroken kan worden, doorzien zou ik bijna schrijven, zodat er een andere werkelijkheid kenbaar wordt. Met die werkelijkheid ook het beeld van onszelf, onze plaats in de wereld. In het laatste deel - verrassend - beschrijft Bernardo Kastrup een eigen mythe, een verhaal waarin hij de hoofdrol speelt en dat hem achter die spiegel brengt, als een werkelijkheid. ‘Geloof genereert, wanneer het van binnenuit wordt ervaren, een werkelijkheid. Door achter de schermen te kijken geeft het geloof op zijn beurt het geheim prijs en onthult de denkbeeldige aard van deze werkelijkheid.’


Verleden, heden, toekomst

Zelf ben ik opgeleid als psychosyntheticus, in de gedachten van Roberto Assagioli, tijdgenoot van Carl Jung. Door een lijn te trekken, via ons patroon van gedragingen, kunnen we ‘afdalen’ in ons verleden en dat in het heden duiden. Wie denken we te zijn in het licht van de weg die achter ons ligt? We kunnen ons leven en ons bewustzijn van alle kanten bekijken, beoordelen, en dat wat we niet wisten (onbewust) leggen we in soms lange gesprekken of met hulp van middelen bloot. Wat we er verder mee doen is dan aan ons.


Maar in het heden is er ook dat verlangen naar zingeving. Is er ook het besef dat we onderdeel zijn van een systeem. Van een evolutie. Van een — kosmische — omgeving. Er is geen mens die ‘s nachts naar de sterren kijkt en denkt: het zal wel. Iets doet een beroep op ons. De vraag is wat dat ‘iets’ dan is?


Toekomst

Interessant is nu dat in de wetenschap deze vraag naar het ‘iets’ nu steeds meer onderzocht wordt zonder ‘irrationele’ verhalen weg te wuiven. De ontdekking van het irrationele als quantum fysica heeft daar zeker een rol in gespeeld. Hoe kan het dat kleine deeltjes zo op elkaar reageren? Is er dan toch een bewustzijn dat een grotere verbinding laat zien? Is er dan toch een andere waarneming in de natuur zelf die verder gaat dan de waarneming die we als mens kunnen maken? Bijvoorbeeld de manier van communiceren van bomen, of het sporen netwerk van schimmels (ouder dan de mens trouwens in de evolutie). Komen we er dan — eindelijk — achter dat we als soort achter de feiten aanlopen omdat bewustzijn zich op heel andere niveaus afspeelt dat wij direct kunnen waarnemen?


Een zingevende toekomst kunnen we ons nog wel voorstellen, maar kunnen we ons ook voorstellen dat die behoefte aan zingeving ons wordt ingegeven door een groter bewustzijn? Een dieper besef van een kosmisch ‘geheel’ waar we deel van uitmaken? Een ‘bron’ dat (of die) ons handelen een ethisch fundament geeft? Het bewijs voor een dergelijk bewustzijn ligt niet alleen bij ons, onze behoefte om het te begrijpen, te staven met data, maar ligt in het waarnemen van het zichtbare (Aristoteles) én het niet-zichtbare (Plato). Ligt in het dieper begrijpen van een niet-weten.


Mooi hoe Bernardo Kastrup dan zijn boek eindigt met de epiloog: De erfenis van een waarheidszoeker.


Dus schenk het leven aandacht,

Want de waarheid drukt zich alleen uit via haar eigen ficties.

De waarheid in fictie terugvinden: dat is het kosmische raadsel!

Je ten volle aan het leven overgeven zonder je te laten meeslepen:

dat is de ultieme uitdaging!

Om betekenis te vinden in het niets: dat is de heldhaftigheid

Die de natuur van ons eist!


Ron van Es

Koop het boek hier

Lees ook de andere Boeken van de Week

Film en Filosofie,
beantwoorden grote levensvragen - Jurriën Rood

Tricky tijden, laat je niet gek maken - Jitske kramer

De mythe van normaal, over trauma, ziekte en heling in een toxische maatschappij - Gabor Maté