State of Society

Op 5 november 2023 sprak NRC-journalist Karel Smouter de eerste State of Society uit, als afsluiting van de tentoonstelling 'Geloof het of niet... Een draaimolen' van kunstenaar Matthijs Bosman in KunstenLAB Deventer.  LINK: https://kunstenlab.nl/tentoonstellingen/geloof-het-of-nieteen-draaimolen/


Het werd een lezing over de grote thema's van deze tijd: polarisatie, oorlog , stikstof, klimaat. Met niet alleen analyse, maar ook perspectief. Want hoe kun je vrede voorstellen en vóórleven in gespannen tijden?


Op 20 december, een verpletterende verkiezingsuitslag verder, actualiseerde hij zijn State of Society voor een gezelschap in Deventer.

Op uitnodiging van Optimist Online stelt hij de tekst van zijn lezing hier beschikbaar.


Liever lezen dan luisteren? Van de lezing op 5 november werd ook een podcast gemaakt en beschikbaar gesteld via https://www.superland.info/

 

Graag begin ik mijn verhaal met een drol. Van een hond, wel te verstaan. 

Ik neem jullie mee naar begin 2021, toen ik net de trotse eigenaar werd van een eigen huis. We sloten een verduurzamingshypotheek af en besloten het pand van top tot teen te vergroenen. 

Er kwam een warmtepomp op het dak, 18 zonnepanelen, vloerverwarming en overal in het huis nieuwe HR-++ ramen. Trots als een pauw was ik. We waren de eersten in de straat die hun huis bijna energieneutraal wisten te krijgen. 

Mijn nieuwe buren dachten daar echter anders over. Op een avond, toen we dachten nog even iets in de muur te bevestigen, werd er aangebeld. Ik stapte naar buiten – vol in een drol. Om de hoek zag ik een buurman naar me kijken, met zijn hond aan de lijn, met een blik van: mooi voor je, die heb je verdiend. 

Algauw kwamen ook andere buren naar buiten. ‘Hoe lang duurt die verbouwing van jullie nog? Ik voel me een vluchteling in mijn eigen huis!’ 

Ik zal eerlijk zijn: mijn eerste reactie was er één van verbazing. En ik was ook een beetje boos. We waren toch juist zo goed bezig? 

Enfin. Aan deze drol moest ik denken, toen ik op 15 maart 2023 en 22 november 2023 de verkiezingsuitslagen zag. Je zou kunnen zeggen dat een deel van het electoraat een drol voor de deur van de macht gelegd heeft, in de hoop dat de macht er in stapt. 

Het electoraat zocht een middelvinger, zei Josse de Voogd daar daags na de verkiezingen over, en vond die eerst in de partij van Van der Plas en daarna in die van Wilders. 

Maar er is méér aan de hand, in deze wereld, dan alleen twee opvallende verkiezingsuitslagen in een kikkerlandje aan de zee. En ik ben hier vanavond niet alleen om u met de neus op de feiten te drukken – laat staan op de drol voor mijn deur – maar ook om te onderzoeken hoe we ons daartoe kunnen verhouden. Dat is mij een grote eer en een genoegen – bedankt voor de uitnodiging. 

Ik wil graag eerst even uitzoomen, voor ik uiteindelijk weer terugkom in Nederland. In Deventer, om precies te zijn, bij de drol voor mijn deur en die van onze overheid. 


Een kindertekening over de actualiteit 

Boven mijn computerscherm hangt sinds enige tijd een kindertekening. Te zien zijn vier uitbundig lachende mensen, met in het midden een bulldozer die met een grote beweging een muur afbreekt. 

Het bijschrift: 'de berlijnse muur is opgetaakeld, dus alle mensen van ost duislant, dus der wert ge kust’ 


Als ik de tekening aan mensen laat zien zeg ik er altijd bij: kijk, dit was mijn allereerste journalistieke productie. En ja, inderdaad, het had nog wel wat eindredactie kunnen gebruiken. Maar toen de muur viel was ik net zes jaar oud. Deze gebeurtenis is één van mijn vroegste jeugdherinneringen. 

Nu ben ik zeker een romanticus. En als iemand die onlangs de kaap van veertig levensjaren gerond heeft is ook een zekere hang naar nostalgie mij intussen niet vreemd.  


Maar de echte reden waarom ik elke dag even naar die tekening kijk is dat het me helpt om hoop te houden. Hoop dat muren die nu nog overeind staan ooit zullen vallen. Waarom? Omdat de geschiedenis bewezen heeft dat het kan. Kijk maar naar de Berlijnse muur, zeg ik iedere ochtend tegen mezelf. Of, een ander hoopvol bericht uit het afgelopen jaar: naar het gat in de Ozonlaag, dat sinds mijn jeugd bijna gedicht is. 


We leven in tijden waarin behaalde resultaten uit het verleden méér reden tot hoop geven dan de toekomst, die velen vooral angst inboezemt. En waarin in een kindertekening uit 1989 over de actualiteit gegarandeerd méér lachende mensen bevat dan een kindertekening in 2023. 

Dit lijkt me een trieste, maar nuttige eerste observatie om te maken. 

Want hoe hangt de vlag er nu precies bij? 


Besmettingsgevaar 

Terwijl ik deze lezing aan het schrijven was, was ik intussen aan het appen met twee Palestijnse Nederlanders die op dit moment in Gaza zijn. Ik volg hen voor de krant. Hoe is het nu met je? Vraag ik telkens. ‘Het huis van mijn oom is net gebombardeerd’, klinkt het dan bijvoorbeeld terug. En hoe is het nu, vroeg ik een dag later. ‘We vonden alleen zijn hand tussen het puin.’ 

Ik schreef over de toename aan islamofobie, die het gevolg lijkt van het conflict dáár. Tegelijk sprak ik de afgelopen tijd Joodse Nederlanders die oude, maar al te herkenbare angsten opnieuw moesten doorvoelen, als leden van een volk dat al sinds het begin der tijden lijkt te worden geplaagd door onredelijke explosies van haat en afgunst. 


Nu kun je nog zeggen: dat is vooral dáár, niet hier. Maar dit conflict sleept als we niet opletten een stroom aan bagger met zich mee. De geschiedenis leert namelijk dat dit soort haat besmettelijk kan zijn. Zoals het coronavirus zich vanuit Wuhan over de wereld verspreidde, heeft ook de haat uit dit conflict de potentie viraal te gaan. 


Net als bij die andere pandemie zoekt de wereld wanhopig  naar een vaccin tegen dit vergif. En als iemand die de afgelopen jaren veel over ‘maatschappelijk onbehagen’ in Nederland schreef viel mij deze maanden nog iets anders op.  Er lijkt haast een script te bestaan, voor hoe verontwaardiging in no time tot een massabeweging kan uitgroeien. Met sociale media als pervers vliegwiel kon je telkens opnieuw de vlam in de pan zien slaan. 


Van Nederlandse boeren die zich lieten mobiliseren door een uitspraak van een D66-politicus over dat de veestapel gehalveerd dient te worden tot de introductie van de avondklok die verontwaardigde massa’s op de been bracht die te hoop liepen tegen het coronabeleid. De kleur van de vlaggen is telkens anders, de wijze van ophangen en de aanleiding ook, maar de overeenkomst is: een verontwaardigde mensenmassa is in deze tijden zo gevormd. 


Wat tegelijk opvalt, dat zijn de meningenpakketten die je telkens terugziet. Die term muntte ik in het boek, Blauw Wit Rood. Bezorgdheid over het klimaat lijkt bijvoorbeeld in hetzelfde pakket te zitten als boosheid over het lot van de Palestijnen en bewustzijn over gender. Andersom lijkt wantrouwen tegen een overheid die een pandemie aanpakt voor velen niet meer los verkrijgbaar van angst voor migratie en verzet tegen maatregelen die natuur en klimaat beschermen. Er lijkt haast sprake van nieuwe zuilvorming, met eigen leiders en communicatiekanalen. En, met elk hun eigen waarheid. 


Te pas en te onpas zag ik deze weken mensen aan beide zijden van het conflict in Gaza beweren dat ‘de ander’ zijn moreel kompas kwijt zou zijn.  Veelzeggend vond ik bijvoorbeeld dat de groep die in de eerste week van de oorlog in alle staten was omdat media te terughoudend berichtten over door Hamas onthoofde baby’s  een week later furieus reageerde toen diezelfde media bij de explosie bij een ziekenhuis in Gaza-Stad te snel tot de conclusie kwam dat dit het werk van Israël geweest moest zijn. Voorzichtigheid blijkt alleen geboden wanneer het nieuws bij je agenda past. Je zou om minder cynisch worden. 


Al is er bij dit al dit gesomber ook een belangrijke maar te plaatsen. Het zijn natuurlijk vooral de uitersten die zich op deze manier uiten en organiseren. Zoals de steun voor maatregelen om de pandemie in te dammen telkens groot bleef laat onderzoek van Ipsos zien dat slechts minder dan tien procent van de Nederlanders Israël, danwel de Palestijnen onvoorwaardelijk steunt. De grootste groep antwoordde op de vraag ‘welk standpunt uw gevoel het beste omschrijft’ een week na de oorlog begon: ‘weet niet/geen mening’. Het was een nuttige herinnering aan het feit dat de meeste mensen in het midden zitten. Of dat nu uit onverschilligheid is, omdat ze zich niet in een kamp willen laten plaatsen of omdat ze oprecht geen idee hebben wat ze ergens van moeten vinden. 


De democratie werkt 

Toch zijn het de mensen die het wél zeker weten die doorgaans het meest gedaan krijgen. De boerenopstand wist de stikstofaanpak met nog eens vier jaar te vertragen. De demonstranten op de A12 wisten te bereiken dat ‘fossiele subsidies’ een gangbare term in het publieke debat werd en dwongen een onderzoek naar het afbouwen en afschaffen van deze regelingen af. En de coronademonstranten wisten op zijn minst te bereiken dat de teneur in alle evaluaties van de pandemie is dat de overheid zich te weinig gelegen heeft laten liggen aan sceptische burgers. Het meest succesvolle voorbeeld is misschien wel Kick Out Zwarte Piet, de actiegroep die al polariserend een meerderheid van de Nederlanders achter de roetveegpiet geschaard kreeg. 


Een optimist zou kunnen concluderen: onze samenleving werkt. Minderheden kunnen hun belangen over het voetlicht krijgen, zelfs partijen vormen – van Partij voor de Dieren tot de BBB – en zo deelnemen aan het democratisch proces. Hoe open en poreus wil je een samenleving hebben? 


Voor een deel ga ik daar in mee. Mijn goede voornemen voor 2024 is dan ook om protestbewegingen te zien als vehikels van een bepaald verlangen, in plaats van slechts als uitingen van boosheid of onbehagen. Een verlangen naar meer grip, bijvoorbeeld, op een werkelijkheid die ons steeds lijkt meer lijkt te ontglippen. Of een verlangen naar representatie, van een groep mensen die het gevoel heeft dat er over hun hoofd heen wordt besloten, in plaats van mét hen. Die verlangens zijn eigenlijk heel goed voorstelbaar. 


Door telkens nieuwe schokgolven uit de actualiteit die de verhouding tussen mensen op scherp stelt, kun je zeggen, léért een samenleving. Ontwikkelt die zich. Polarisatie is tot op zekere hoogte dan ook vaak best nuttig, als een ventiel waarmee een samenleving verse lucht en nieuwe ideeën toegediend krijgt. 

Al is ook dát niet het hele verhaal. 


Maatschappelijke erosie 

Want met iedere schokgolf die op onze samenleving inbeukt erodeert er ook iets. Het vermogen, bijvoorbeeld, om uit te blijven gaan van de goede intenties van de ander. Ook toen ik begon in de journalistiek, zo’n 15 jaar geleden, konden mensen boos zijn als een journalist een fout maakte. Dat leidde dan tot een rectificatie en we gingen over tot de orde van de dag. 


Als media nu een fout maken dan is dat volgens critici geen fout, maar de bedoeling. Dan geven we willens en wetens de schuld aan Israël voor een explosie bij een ziekenhuis, omdat we teveel met de Palestijnen zouden sympathiseren. Of schrijven we doelbewust niets over een rapport dat een ander licht zou werpen op de stikstofcrisis. Politici vergaat het vaak al net zo, wanneer ze voor hun standpunt opkomen. Hen wordt dan bijvoorbeeld verweten een agenda te voeren, of dat nu die van de Fossiele Lobby, het Militair Industrieel Complex of het World Economic Forum is. 


En er erodeert intussen nog iets. Het verlangen om er samen uit te komen. Een opvallend kenmerk van deze tijd is dat er steeds nadrukkelijker in termen van ‘winnen’ en ‘verliezen’ wordt gedacht. Zowel bij Farmers Defence Force als bij Extinction Rebellion tekende ik de afgelopen jaren soms schrikbarend onverzoenlijke taal op. Boeren die worden onteigend zouden het recht hebben zich te verzetten, desnoods met geweld. Demonstranten die zich druk maken om de langzame ‘genocide’ die plaatsvindt als gevolg van de opwarming van de aarde speculeren hardop over of het strategisch verstandig is daar geweld tegenover te zetten. Vooralsnog vinden ze van niet, maar de geest lijkt ook daar uit de fles. 

In mijn boek ‘Blauw wit rood’ sprak ik de vrees uit dat we straks wel duurzamer zijn, maar niet langer een samenleving. Die vrees is het afgelopen jaar niet minder geworden. 


Uitgeschakeld Nederland 

Dat de zekerweters in al deze debatten maar relatief kleine flanken aan de uitersten van onze samenleving vormen, stelt dan ook slechts ten dele gerust. Want die categorie ‘weet niet/geen mening’ zou ook wel eens een groeiend deel van Nederland kunnen beslaan dat maatschappelijk afgehaakt en uitgeschakeld is en van onverschilligheid haar credo gemaakt heeft. Als ik voor mijn werk met willekeurige burgers in het land in gesprek raak, bijvoorbeeld tijdens buurtonderzoeken, is dat het geluid dat ik misschien wel het meeste opvang. Mensen die het debat zo verhard, verhit en verdeeld vinden dat ze zich terugtrekken in steeds maar kleinere kringen. Ik denk dan ook aan wat schrijver Roxane van Iperen treffend ‘Wellness Rechts’ noemt, een spiritualiteit van zelfliefde boven alles. 


Als je helemaal uitzoomt zie je volgens mij niet één, maar twee muren.  Dan zie je twee kampen met elk hun eigen meningenpakketjes een steeds hogere muur tussen elkaar’s linies optrekken om elkaar vanuit hun schuttersputjes te beschieten. 


En de tweede muur die ik zie wordt opgetrokken is een muur tussen het individu en de samenleving. Door mensen die, overigens niet zonder reden, al die maatschappelijke strijd beu zijn en zich terugtrekken in  de wereld van eigen huis en tuin. Zo is er ook een grote groep mensen die het wereldnieuws op zich ziet afkomen en dat verdrietig incasseert, zonder te weten wat daarop terug te zetten. En dan zijn er nog degenen die hun mening uit voorzorg voor zich houden, bijvoorbeeld omdat ze denken wat ze te zeggen niet onderbouwd genoeg is. Of dat ze niet de juiste termen gebruiken om de goedkeuring van de kletsende klasse te kunnen krijgen. Stilletjes lid zijn van de zwijgende meerderheid kan tenslotte óók een mondkapje zijn om je te beschermen tegen het virus van haat en polarisatie dat over de wereld rondgaat. 


Hoe valt een muur? 

En zo kom ik toch weer bij de Berlijnse muur, waar ik aan het begin van iedere werkdag even naar kijk. Die muur die viel dus. Het meest tastbare resultaat van decennia extreme polarisatie tussen Oost en West kwam ten einde. Wie wel eens in Duitsland komt weet ook wel: de sporen van die verdeeldheid zijn nog lang niet verdwenen. 


Toen ik als student de resten van de Berlijnse muur bezocht zag ik op een stuk muur de tekst ‘Alles wird besser, aber nichts wird gut’ staan. De vrijheid heb ik nergens gevonden, stond er onder, niet aan allebei de kanten van deze steen. En zo is het natuurlijk ook. 


Wat een breukpunt in de geschiedenis lijkt te zijn is dat vaak alleen in de geschiedenisboeken. In werkelijkheid lopen veranderingen veel geleidelijker, of juist schoksgewijzer, en intussen blijft er ondanks dat alles vooral veel hetzelfde. De geschiedenis is geen rechte lijn, waarschuwde president Obama dan  ook meermaals, alhoewel de boog van die geschiedenis volgens hem wel degelijk in de richting van steeds meer rechtvaardigheid wijst. 


Vrede vóórleven 

Ik heb hoe dan ook niet de illusie dat nieuwe verkiezingen, een vredesakkoord of een nieuwe bestuurscultuur ineens een einde zullen maken aan de zorgwekkende trends die ik vanavond heb beschreven. Al denk ik ook niet dat alles per se alleen maar slechter hoeft te worden. Dat protestbewegingen steeds meer doorbreken in de mainstream politiek is in elk geval voor de democratie goed nieuws. Er is misschien wel méér te kiezen dan ooit en er staat dan ook nogal wat op het spel. 

Tegelijk, die politieke fragmentatie verhevigt de polarisatie die een deel van het electoraat zo afschrikt, want met twintig fracties in de kamer móet je haast wel schreeuwen om gehoord te worden. Het is dan ook te hopen dat er na deze formatie een periode aanbreekt waarin de kunst van het compromis weer centraal komt te staan. 


Zodat de tegengestelde visies op alles van stikstof tot klimaat niet langer tot stilstand leiden omdat we het niet eens zijn, maar tot bezonnen beleid waarin de stem van eenieder doorklinkt. Wat, denk ik steeds vaker, als we als uitgangspunt voor ons debat eens nemen dat iedereen een béétje gelijk heeft, in plaats van het Grote Gelijk van de ene groep uit te spelen tegen dat van een ander? Dat we van het publieke debat een coöperatief spel maken waarin we al die beetjes gelijk verzamelen en samen tot beleid maken? 


Want als de twee oorlogen die intussen woeden aan de randen van ons continent ons iets duidelijk maken is het wel dat een voortdurende spiraal van verdeeldheid en verharding een weg is die altijd dood loopt. Ook de diep verdeelde Verenigde Staten laten ons dat iedere dag zien. 

Nu kunnen wij de oorlog in het Midden-Oosten natuurlijk niet beïnvloeden, ook al twitteren en tiktokken we ons drie slagen in de rondte of staan we ieder weekend ergens met een spandoek te demonstreren. Zelfs onze binnenlandse veenbranden zijn maar moeilijk te blussen. 


Wat kunnen we wél doen? Misschien kunnen we de wereld die we wensen alvast proberen vóór te stellen en vóór te leven. 


Zo begon in Oost-Duitsland al zeven jaar vóór de muur viel vanuit kerken – de laatste vrijplaats in de DDR – een beweging die door wekelijks te bidden, zingen en protesteren deze gebeurtenis afdwong. Iets dergelijks zie ik nu terug bij experimenten met burgerberaden en vernieuwende vormen van online raadpleging en debat. Het zijn pogingen de democratie klaar te stomen voor de uitdagingen van deze eeuw, door op zijn minst het gesprek daarover vreedzamer te laten verlopen. 


Nietzsche schreef ooit: wie tegen monsters vecht moet erop toezien dat hij niet zelf een monster wordt. Dat gevaar lijkt me reëel in tijden van oorlog en doorgeschoten polarisatie. Terwijl, als ik nog op de valreep van dit verhaal nog één grootheid mag aanhalen: de beste manier om je vijand te verslaan is je vijand tot een vriend maken, aldus Abraham Lincoln. En ja, dat klinkt eenvoudiger dan het is. 

En zo kom ik terug bij de drol op mijn stoep, waarmee ik mijn verhaal begon. Het vormde voor mij persoonlijk een alarmsignaal. Had ik het wel goed aangepakt met die verbouwing? Terwijl er bij mij de ene na de andere klusser op de stoep stond woonde ik nog lekker in mijn oude huis. De overlast was op de korte termijn dus vooral voor anderen. En ik werd ook aan het denken gezet door een buurman die zei: had nou even gezegd dat je zonnepanelen op je dak legt. Dan hadden we misschien wel mee kunnen doen. 


Ik realiseerde me te laat wat een voorrecht het überhaupt is om een extra verduurzamingshypotheek te kunnen afsluiten, in een tijd en in een buurt waarin de meesten al blij zijn als ze bij de schuldhulpverlening uit de buurt weten te blijven. 


Vrede voorleven betekent in dit geval dat je probeert de onvermijdelijke transitie samen te doen. Nu we het plan hebben opgevat ook de speeltuin achter ons huis te vergroenen doen we dat dan ook, zo goed als mogelijk, sámen. Dat gaat langzamer, maar leidt tot mooiere resultaten. 


Daar zou ook een les voor de politiek en onze overheid in besloten kunnen leggen. Onze overheid is volgens bestuurders zelf bezig aan de Grote Verbouwing van Nederland, om Nederland voor te bereiden op een duurzame toekomst. En net als ik doen ze dat met de beste intenties. Europese verdragen vragen er om, rechters dringen het af. 


Maar steeds grotere groepen burgers zeggen: dat kan allemaal wel zo wezen, meneer de overheid, maar mogen wij er ook zelf nog iets over vinden? Misschien is dat wel de diepste les van de twee verkiezingen die in 2023 dit landje deden schudden op zijn grondvesten. Misschien betekent vrede voorleven voor de overheid in dit geval wel dat je burgers meer grip geeft op hoe die transities precies tot stand komen. Meer samenwerken en stimuleren, minder opleggen en afdwingen. Denk bijvoorbeeld aan burgerraden op lokaal niveau. Een democratie die past bij dit tijdperk van verandering. 


Want alleen een staat die haar burgers vertrouwt kan aanspraak maken op het vertrouwen van burgers.

Karel Smouter, NRC journalist