No glimpse yet of Podesta 

 

Op de luchthaven kijkt ze om zich heen. Vanwege de mist in haar hoofd heeft ze moeite om zich te oriënteren. Ook omdat het hier veel geordender is dan ze had verwacht. Bij haar vertrek op Schiphol was het een grote krioelende menigte geweest. Hier is het ook druk, maar georganiseerd. Mensen zien er anders uit, niet alleen vanwege haar rugzak is het duidelijk dat ze een toerist is. Normaal loopt ze altijd zelfverzekerd door in het buitenland, vanuit het kinderlijke idee dat ze er dan niet uitziet als een reiziger. Maar hier heeft dat geen zin, ze is een kop groter en niemand heeft hier blauwe ogen. Ze is nu zelfs doorschijnend wit en haar kastanjebruine haar is hier licht.  Bepakt met een overvolle rugzak checkt ze continu of ze alles nog heeft. Haar paspoort in haar binnenzak. Haar telefoon in haar hand. Haar oplader, shit, heeft ze die in het vliegtuig laten liggen? Het zweet breekt haar uit, haar hartslag stijgt nog verder en ze wordt duizelig.  Ze gaat zitten en vindt de oplader in haar buideltje waar ze al drie keer gekeken had. Alsof het om haar paspoort zou gaan en niet om haar oplader, terwijl ze in Tokyo is, waar je alles kunt kopen. Haar hart bonkt nog steeds in haar keel, ze voelt de slagen hard in haar borst tekeer gaan. Ze is nog vermoeider dan voor ze vertrok en nadat ze heeft uitgevonden hoe ze met de metro kan, sleept ze zich erheen. Ze kon gelukkig een lekker hotel boeken voor ze haar reis naar Podesta vervolgt. 6466 mijl van huis. 

 

Ze droomde al een tijd van Podesta. Haar ex Luc had het haar op een hele oude kaart laten zien. Het ligt ver van huis in de Stille Oceaan.  Podesta luidde ook het einde van hun relatie in. Luc wilde er ook heen, maar omdat hij vanwege het klimaat niet wil vliegen, wilde hij met de trein. Hij deed het haar romantisch voorkomen om samen 6 weken in de Transsiberië Express te zitten. “Lekker vertragen’, zei hij er ook nog bij. “Ik zie je bijna nooit meer en als ik je zie dan ben je moe.” Ze zou het niet toegeven, maar ze werkte te hard. En juist daarom vond ze dat ze het verdiende om met het vliegtuig te gaan. Zij mag van zichzelf eenmaal per jaar vliegen. Ze zag zijn gevoel voor romantiek als een teken van zijn rigiditeit. Ze kreeg een van haar steeds vaker voorkomende woede aanvallen en was weggelopen. Zij ging vliegen naar Podesta, weg van het gezeik. Op naar de Stille Oceaan. Dat was precies wat ze nodig had: een stille oceaan. 

 

In de maanden dat ze droomde over Podesta werd het eiland steeds mooier. Ze fantaseerde over palmbomen en hangmatten. Ze wist niet door wie ze zouden zijn opgehangen, want misschien was het wel onbewoond. Onbewoond door mensen natuurlijk. Ze bedacht hoe arrogant ze het vond om een eiland onbewoond te noemen als er geen mensen, maar wel dieren zijn. Het malen in haar hoofd ging continu door,  maar het fantaseren over dit onbekende eiland gaf haar rust. De temperatuur zou 25 graden zijn en de zee twintig graden. Ze zou er gaan snorkelen en tussen de prachtigste koraal zwemmen. Ze zou haar eigen vissen vangen en roosteren boven een zelfgemaakt vuur. De ene keer alleen en de andere keer met hele vriendelijke bewoners. In de loop van de tijd zou er een klein dier naar haar toe komen. Een koalabeer of een panda en anders een kleine tamme tijger. Als ze hieraan dacht had ze geen gejaagd gevoel, geen hoofdpijn en ook geen pijn in haar rug. 

 

Eigenlijk had ze geen of één nacht in Tokyo willen blijven en vandaaruit naar Choshi waar ze een boot huurt om naar Podesta te gaan. Maar ze kon niet meer en sliep na aankomst 18 uur. Met hoofdpijn werd ze wakker van de honger. Na twee nachten zette ze met veel moeite haar reis naar de kust voort. Het groen om haar heen draait voor haar ogen als ze uit de trein stapt. “Ik zie geen zee,” denkt ze. Op het stationnetje vraagt ze hoe ze bij zee komt. Eerst denkt ze dat het de taalbarrière is, maar ze blijkt echt niet aan  zee te zijn. Ze is naar de bergen gegaan. De tranen springen in haar ogen. Ze zou willen gillen, maar ze zakt zwaar door haar knieën en de tranen breken nu echt door. 

 

“Can I help you? Vraagt een zachte mannenstem. Als ze opkijkt ziet ze een Japans echtpaar staan, dat haar glimlachend aankijkt. Ze legt uit dat ze verkeerd zit op weg naar Podesta. Ze had de naam van haar eindbestemming niet willen noemen, omdat dat de magie een beetje verbreekt. Ze heeft eigenlijk niemand haar eindbestemming verteld, omdat ze Podesta op geen enkele andere kaart had gezien. Maar ze had het duidelijk gezien op de kaart van Luc. Toch kwam er een nauwelijks te bedwingen misselijkheid op. Ze verlangde zo naar dit fantastische eiland. 

 

“Come with us”, bood de vrouw aan. Ze is te verdrietig en moe om weerstand te bieden aan de gastvrijheid. Het echtpaar nodigt haar uit om met de auto naar hun huis te gaan. Het ligt niet in de zee, maar middenin het bos. 

 

Bij haar gastheer en -vrouw tuimelde ze op haar slaapmat op de grond om vervolgens lang wakker te liggen en met tussenpozen een beetje te slapen. Na vier dagen kwam ze een beetje bij. Tussendoor had ze geopperd om een hotel te zoeken, maar dat bleek echt niet nodig. Ze droomde eerst alleen maar over haar werk en haar verbroken relatie. Ze voelde zich gevangen door haar drukke baan als trainer. Ze was veel tijd kwijt met achter de feiten aanlopen doordat ze continu fouten moest herstellen. Daar droomde ze ook van: dat ze dubbele afspraken had gemaakt, zich moest ver excuseren en nieuwe afspraken in een te volle planning erbij moest proppen.  Ook was ze met verkeerde voorbereiding naar een training gegaan, waar ze zich uiteindelijk op haar ervaring doorheen had gebluft, maar daarna was ze uitgeput. Tijdens haar dromen kwam ze er niet mee weg en renden er boze trainingsgroepen achter haar aan. Ze vond zelf dat ze genoeg tijd voor Luc vrijmaakte, want ze deed echt haar best om hem in haar drukke schema in te plannen. Als ze elkaar zagen, verweet Luc haar dat hij haar te weinig zag en zij werd dan boos, omdat hij hun samenzijn verpestte. Ze gingen elk jaar naar het festival waar ze elkaar hadden ontmoet.  Maar ze wist echt niet hoe ze dat dit jaar voor elkaar moest krijgen. Toen ze hem vertelde dat ze het dit jaar helaas niet ging redden, reageerde hij veel te rustig dat hij dan wel alleen ging. Ze kreeg het plotseling koud en wist dat dit ging eindigen.  

 

Maar op haar mat in de bossen gingen haar dromen geleidelijk aan steeds vaker over haar eiland. Er was nu ook aan de rand een kraampje met de heerlijkste broodjes die je je kunt wensen. Als ze wakker was, voelde ze de weldaad van de bossen om haar heen. De vrouw legde haar uit dat de Japanners dat Shinrin Yoku noemen, het betekent dat je als het ware een bad in het bos neemt. “Elk mens zou eigenlijk minstens zes bomen om zich heen moeten hebben voor zijn mentale welzijn”, vulde de man aan. “Je zenuwstelsel komt tot rust doordat het afstemt op de stilte en de aanwezigheid van de natuur.” Haar brein kon het niet volgen, maar haar hele lichaam wist dat dit waar was. 

 

Na vier weken rusten werden haar wandelingen steeds langer en kookte ze soms voor haar gastheer- en vrouw. Als ze aan Podesta dacht, schoten haar mondhoeken omhoog, alsof ze aan een nieuwe liefde dacht. “Misschien hoef ik er niet eens meer heen. Als ik er alleen maar aan denk word ik al zo rustig en blij.” dacht ze. Maar ze wilde graag iets terug doen voor het Japanse echtpaar. Tijdens de lunch van rijstballetjes in een soort jamsaus die ze steeds meer was gaan waarderen, nodigde ze het echtpaar uit om met haar mee te gaan naar Podesta. 

 

De man knikte en vertelde dat hij wat onderzoek had gedaan. “Podesta ligt inderdaad in de Stille Oceaan, maar vrij ver van Tokyo. Als het bestaat,” voegde hij toe. Hij vroeg haar naar welk ander eiland ze zou willen. Maar ze begon koortsachtig te vertellen over haar ideale eiland. “Bovendien” zei ze, “heb ik onbewust ook vanwege de naam voor het eiland gekozen. “Podesta betekent macht. Toen ik hier aan kwam, was ik mezelf kwijt en zo moe, dat ik niet eens meer weg kón. Ik wil de macht over mijn leven terug.” 

 

De man vertelde met zachte hakkelende stem dat Podesta in de buurt van Chili zou kunnen liggen, 10.000 mijl hier vandaan. In de Zuidelijke Stille Oceaan, niet in de Noordelijke bij Japan. En hij had een niet licht vermoeden dat het eiland niet bestond. Wilde ze er echt heen om het zeker te weten? 

 

Ze nam een te grote slok van de hete Jasmijnthee en begon te hoesten. Ze was de verkeerde kant op gereisd! “Die stomme Luc ook, met zijn rotkaart!” riep ze in het Nederlands. 

 

Ze excuseerde zich, liep hoestend naar buiten voor frisse lucht en schopte tegen een grote stevige boom. Kermend van de pijn in haar voet, zakte ze tegen de boom. Eerst was ze boos op Luc en daarna op zichzelf. Hoe had ze zich zo kunnen vergissen? Waarom had ze het niet onderzocht? Wat nou als het hele eiland niet eens bestond? Ze vroeg zich af of het nodig om de realiteit te checken. Helemaal nu ze verder van Podesta was dan ooit. En hoe zou het zijn als ze het eiland wel zou vinden, maar dat haar fantastische plaatje als een zeepbel uiteen zou spatten? Dat zou ze nog erger vinden, ze zou vreselijk teleurgesteld zijn. Ze wist zelf ook wel dat haar eiland inmiddels te mooi was om waar te zijn. 

 

Het denken aan Podesta had haar al maanden rustig en gelukkig gemaakt. Het had haar ook naar deze bijzondere plek gebracht. “Dit is genoeg”, besloot ze. “Meer dan genoeg. Hier heb ik de rust gevonden die ik zocht. ” Ze keek naar de bomen en ademde diep in. Ze zou haar droom intact laten. En ze zou blijven fantaseren over een vriendschap met een kleine tamme tijger. 

 

Milja Falentijn