Pelgrimage naar Konya, het Assisi van de mystieke Islam
Men zegt dat in de herfst en in de winter de depressie vaker toeslaat in Nederland. Voor mij is de aanloop naar de herfst en naar de winter een gelukzaligheid daarentegen. Er zijn namelijk twee data in herfst en in aanloop naar de winter die mij wegvoeren van beslommeringen van alledag, mijn hart bevrijden van praktische gedoe van het hoofd. Het gaat om 30e september en 17e december, de geboorte dag, respectievelijk vaarwel van de 13e eeuwigste moslim mysticus en dichter Rumi.
Rond deze twee data vertrekken jaarlijks vele caravans aan pelgrims uit alle hoeken van de wereld richting de Anatolische steppen in Turkije om de stad Konya te bereiken. Daar heeft de Perzische dichter Rumi als jonge man zijn toevlucht gevonden, daar is hij geworden wie de wereld nu kent en eert, de dichter, de mysticus en inspirator van de dansende derwisjen, en daar is hij begraven.
Konya is booming. Wat Assisi - de geboorte en begraafplaats van Sint Franciscus - voor Christendom is, is Konya voor de wereld van de Islam. En, bepaald niet alleen voor moslims. Er is inmiddels een pelgrimage-route te voet van Europese deel van Turkije naar Konya uitgestippeld, voor wie letterlijk te voet richting Rumi wil. Uit buurlanden komen er velen met de bus. Maar over het algemeen begint de moderne pelgrim per vliegtuig.
Konya is een antieke stad, net als Athene, Rome, maar ook Damascus, Samarkand en Isfahan. Het heeft vele dynastieën zien oprijzen en ten ondergaan. Maar het is ook een hypermoderne stad en beschikt over een goed geolied vliegveld en stedelijk vervoer. Ook mede door het feit dat Rumi’s bewonderaars tegenwoordig uit alle hoeken naar hiertoe op pelgrimage komen. De hele wereld vindt zijn weg naar Konya deze dagen.
In de aanloop naar die twee aan Rumi’s leven verbonden data laat de mooiste kant van globalisering zich aan mij zien. Dat de wereld klein is geworden voelt dan vooral als een zachte zegen. Dat de Iraniër en de Amerikaan, de atheïst en de boeddhist in de gedichten van Rumi troost en schoonheid vinden en broederlijk en zusterlijk naar Konya komen is voor mij het ultieme bewijs dat globalisering ook bezieling kent.
Mijn levensgezellin voor wie sinds paar jaar deze pelgrimage grootste troost en inspiratiebron is geworden, begint zich al eind zomer innerlijk op te maken. Haar Perzische luit, het meest melancholisch snaarinstrument onder soefi’s, neemt zij vaker op haar schoot, en je hoort haar vaker Rumi’s gedichten met een diepe stem in het Farsi mijmeren. Rumi’s zienswijze bereikt haar taal, dan voelt ons huis al gelijk zachtmoediger.
Jaar in jaar uit, in aanloop naar deze twee betekenisvolle data, bericht mij een vriend uit kindertijd vanuit Teheran: “Gaan we samen dit jaar?”. En ik antwoord hem precies zoals het bedoeld is in het Midden-Oosten: “Inshallah”, dus dat de wil er is, maar het is niet in mijn hand.
Ik ben wel zes keer op pelgrimage geweest naar Konya. Maar de laatste keer dateert alweer van 2008. Er is een gezegde onder sommige derwisjen in Turkije: “Je moet zeven keer naar Konya, daarna wordt het tijd om wat Konya je heeft gebracht naar de wereld te brengen.” In mijn geval wordt dat finale bezoek aan Konya vooralsnog door het lot uitgesteld.
Ik geloof er oprecht in: Konya, die voor Romeinen en daarvoor voor Oud-Grieken Iconium/ Ikónion heette, zou opnieuw mij tot zich roepen als de tijd daar is. De magisch magnetische kracht van het mystieke, ingesloten al in de naam van de stad en haar etymologie, zou haar werk doen. Ik ken de aantrekkingskracht van Konya al te goed om het te kunnen relativeren. Vooralsnog geniet ik vooral van sferen en boodschappen die mij toekomen uit en over Konya, vooral in aanloop naar de viering van de geboorte dag in de herfst en de herdenking van heengaan van Rumi in de winter. Totdat mijn tijd daar is, om weer te herenigen met deze iconische stad. Totdat Konya mij weer roept.
Deze maand gidst een kennis uit Tunesië een Tour de force rond soefi-heiligdommen in Turkije, met in de finale een bezoek aan Konya, haar passagiers komen uit alle hoeken van de wereld. Zij stuurde mij per Messenger een bericht “Ga toch met ons mee!”. Ik werp een blik op haar programma: bezoek aan oeroude authentieke soefi plekken zoals Hacıbektaş, kom ik tegen. Maar ook een ballonvaart boven wonderbaarlijke landschappen van Cappadocië (machtig mooi, die ik uit eigen ervaring ken!). Ik zie workshops om derwisjdans te leren, maar ook Yogales wordt aangeboden.
Ik probeer niet cynisch te worden door deze postmoderne pelgrimage compilatie. Cynisme is somberman’s smoes om niet het hybride karakter van de laatmoderne mens te willen begrijpen en zijn tijd en contextgebonden pad naar bezieling te respecteren. Ik schrijf haar terug: “Zorg wel dat er ruimte is voor je medereizigers om ook stilte te vinden, midden in dit drukke programma. En, zorg er wel voor dat het niet té leuk wordt en té gezellig. Dat er rituelen zijn en ritmes die het hart aanmoedigen om dat wat wordt gemist, dat wat hen drijft tot pelgrim, te benoemen, te bezingen. Zorg er vooral voor dat de reis naar het tranendal ook mogelijk is, want daarvandaan verstaat men pas Rumi’s verlichte taal van melancholie. In de donkerste bodem van wanhoop, verweesd en verdwaald, kan de mens in overgave op zoek gaan om de meest schitterende parel van inzicht (terug) te vinden, leert ons Rumi: ‘Je moet eerst verweesd raken, de (gangbare)weg kwijt, de schitterendste parels zijn te vinden in de donkerste bodem van de oceaan.’”.
De naam die nog niet is gevallen maar beslist niet onbenoemd mag blijven bij een stuk over Konya is die van Shams é Tabrizi. De mysterieuze figuur die de omwenteling in het levensverhaal en de taal van Rumi heeft teweeggebracht. De rondtrekkende soefi, de dwaze derwisj zoals wij het in deze contreien benoemen, die de jonge theoloog Rumi dusdanig wist te betoveren en te beroeren dat Rumi niets anders restte dan de mystieke weg op te gaan en de wervelende taal van poëzie boven de rechtlijnige theologentaal van proza te verkiezen. Zonder Shams was Rumi geen Rumi geworden en Konya geen pelgrim plaats.
En zie daar, Konya regel het zelf! De naam van Shams komt vanzelf in dit verhaal binnenwandelen! Terwijl ik aan dit stuk aan het schrijven was, kwam een berichtje binnen van een kennis. Een Nederlandse psycholoog met Turkse roots: “Dag Shervin, hoe gaat het met jou? Met mij gaat het goed. Ik ben momenteel in Turkije bij familie. Ik overweeg om morgen een dag voor mijzelf te nemen en een bezoek te brengen aan Konya. Ik wilde je graag vragen of je misschien tips voor me hebt, plekken of misschien personen die ik kan bezoeken waarvan ik verder kan leren over het Soefisme, en hoe ik deze kan integreren in mijn eigen werk. Ik hoor graag van je! Alvast bedankt!”
Ik schreef hem terug: “Begin jouw bezoek aan Konya bij de herdenkingsplek van Shams, bij de Sems-i Tebrizi moskee, beste broer. Blijf daar zo lang in stilte zitten, totdat het bij jou van binnen stil wordt, voordat je naar het Mevlâna Museum gaat. En naar de tombe en de Oud-school van Rumi gaat. En eindig jouw bezoek aan Konya ook bij Shams. Want er is ook veel poppenkast in Konya, en een boel verkooppraatjes, net als bij alle andere pelgrimplaatsen in de wereld. Maar de wijze Shams spreekt nog altijd wel tot diegene die werkelijk vanuit het hart en met de juiste intentie bij hem gaat zitten.”
Shervin Nekuee, socioloog, publicist, dichter, Rumi-kenner
Lees ook deze andere longreads