Misschien zien wij de bomen niet meer

de moderne mens en zijn gelukservaring

 

Als je van de onderste dorpje van Valle Gran Rey naar de eerstvolgende wilt wandelen, staat een heel steil bergpad op je te wachten. Van het kleurrijke vissersdorpje Calera naar het eerste bergdorp Arure is toch gauw 2, 2,5  uur steil omhoog. Althans, voor een man als ik in de herfst van zijn leven en met niet al te getrainde benen.


We bevinden ons in La Gomera. Een van minst toeristische van de Canarische Eilanden. Je moet er veel moeite doen om naar La Gomera te komen, omdat er maar een klein en niet voor massatoerisme bedoeld vliegveld is, zonder directe vluchten vanaf het Europees vasteland. De meest voor de hand liggende optie is om per ferry vanuit de haven in Tenerife te gaan. Al met al, voordat je van huis bij je bestemming in La Gomera bent, ben je de hele dag op reis. Dat schrikt zonaanbidders en toeristen goed af.


Godzijdank, wat mij betreft. Hier zijn geen Engelse dronkelappen te bekennen of te luidruchtige Nederlandse gasten die de zon zoeken. Geen Costa Brava taferelen en dus ook geen Jan Patat te bekennen. Het eten is eerlijk, gezond en bestaat uit wat de rijke grond en de zee van Gomera te bieden heeft. Avocado en bannen, uit hoogvlaktes en veel vis en zeevruchten uit de oceaan.


Het eiland is een paradijs voor wandelaars, goed gemarkeerde paden die je naar spectaculaire bergpassen brengen. De Atlantische Oceaan is je uitzicht en vergezicht tijdens deze wandelingen. Het eiland is wel erg populair onder de Duitsers. De wandelaars, de zonaanbidders aan het strand maar ook de winkeliers aan de baai zijn vooral Duitsers. Niets ten nadele ervan, rustige lui over het algemeen. Maar iet wat monotoon. En ja, ook iet wat stijfjes in omgang.


Ik loop zo nu en dan met een groepje – dus Duitse – wandelaars mee. Vaak zijn ze in het begin schuw, ook vanwege het Engels, onze gedeelde taal voor communicatie. Maar ik laat bewust blijken dat mijn Engels ook niet al te goed is, om ze tot spreken aan te moedigen. En, ik maak wat grapjes. Na een poosje breekt het ijs. In de regel zijn ze heel aardig, heel zorgzaam en met zo’n allen zijn we heel tevreden. Want wandelaars zoals wij, zijn gewoon gelukkig in de bergen. Meer is er niet nodig.

Maar vandaag klim ik op mijn eentje omhoog. Als ik hijgend en zwetend de allersteilste klim achter de rug heb, arriveer ik bij de langgerekte bergkam La Mérica met het schitterende uitzicht op de kliffen en de oneindige horizon van de Atlantische Oceaan. Links van mij misschien het oudste en meest bewonderde levende wezen van dit eiland: Fenicische jeneverbes 'Sabina de La Mérica’.

Daar staat ze, aan de rand van de berg, majestueus met haar machtige doch elegante, krullige lijf die meerdere stammen heeft. Met takken dapper dansend met de harde zeewind en diepgroene bladeren die de uitgeputte wandelaars gastvrij verwelkomen.

 La Gomera is misschien een van meest groene en bio diverse plekken op de aarde en het Nationaal Park Garajonay is door de UNESCO erkend als werelderfgoed. Maar hier op deze klif lijkt het wel een dorre woestijn. Behalve Sabina is er geen enkele boom te bekennen. In dit geval is het letterlijk: It’s lonley on the top. En deze grand old lady staat er naar schatting al wel vijfhonderd jaar.  Zij is absoluut een begrip in Gomera. De eilanders eren haar en de bezoekers komen om haar te bewonderen.


Ik benader deze ongekroonde koningin van het eiland eerst op een gepaste afstand. Wat een gelukzaligheid om haar te kunnen bewonderen. En wat is geluk een eenvoudig gegeven hier in deze grootse omgeving. Waar je dankbaar bent dat je je boterham mag eten, onder de schaduw van deze beauty van een boom, zittend op een machtige rots, kijkend naar oneindige oceaan. 


Nee, de grootsheid van natuur maakt de mens niet nietig. Het tilt je op en bevrijdt je van ego gevang, je wordt meer. Je wordt die boom, die rots en de oceaan.


Het is een gelukservaring die veraf staat van een dwingende invulling van geluk volgens de standaarden van de moderne mens. Het wordt niet afgemeten aan productiviteit, prestatie of consumptie vermogen. Het is een staat van zijn. Samen-zijn met de boom die mij schaduw biedt, de rots waarop ik zit, de oceaan die mijn uitzicht is, mijn vergezicht. Een ‘oceanisch gevoel’ – om in de termen van Freud te spreken – omringt mij als een zacht mantel.


Het is een gevoel dat ik en velen met mij in ons leven van alledag ernstig missen. Een existentieel gemis en wat mij betreft de grootste bron van burn-out, depressie, relationele maar ook politieke frustratie is waar wij massaal mee worstelen. 


De moderniteit in Nederland, alsmaar doelgerichter, efficiënter en effectiever afgericht te worden, heeft bezieling en innerlijke geluksgevoel in het nauw gedreven. We lopen met onze ziel onder onze armen, naarstig verlangend naar meer bezieling. Het oceanisch gevoel is verbannen uit ons zicht. Ons geluksgevoel lijkt ondergesneeuwd door een bezits- en zekerheidsdwang. Het is een gevangenis.


Ik streel zachtjes 'Sabina de La Mérica’ bij het afscheid. Ik geef deze grand old lady een zachte kus, om dan verder op pad te gaan. Pas anderhalf halfuur later tref ik een eenvoudig café. Het aanbod van de koffie is rechttoe rechtaan; met alleen gecondenseerde melk als je iets erin wilt. En de huisgemaakte sinaasappelcake valt al bij ernaar kijken gelijk uit elkaar. Maar al met al smaakt het goddelijk, deze aardse eenvoud.

Shervin Nekuee, socioloog, publicist, dichter, Rumi-kenner 


Lees ook deze stukken van Shervin Nekuee

Pelgrimage naar Konya

‘Versta ik de taal van de tijd en het seizoen waarin ik ben?’

Heb ik je niet gezegd? Een innerlijk oproep