Ha Jos,
Ik schrijf je op paasmorgen. In een verder verleden zou ik dan zo meteen naar de kerk gaan en als altijd zou bij de deur meneer De Graaf mij bij toeroepen: Goedemorgen, de Heer is waarlijk opgestaan! Ik zou het hebben geloofd, maar door de jaren heen is in dat geloof wel de klad gekomen. Ik heb dat nooit erg gevonden, geen geloofscrisis voor mij.
De Heer is waarlijk opgestaan, is inmiddels het symbool van de mens geworden die tegen alle verdrukking in weerbaar kan zijn. Geloof in de toekomst heeft. Vanuit en met liefde in de wereld kan opstaan. En talloze verhalen hebben mij geïnspireerd om dát te geloven.
Maar daarvoor is er altijd een ander proces noodzakelijk, dat van de mens die de ondergang nadert, of soms helemaal gaat. De lijdende mens. Alle hoop verloren. Bijna.
Dit jaar, meer nog dan andere jaren, drukt dat lijden van de mensheid zo op mij. De onzinnige dood van velen. De strijd. Het verlies van liefde, de onstuimige haat.
En toch, toch is daar de paasmorgen weer. Ook nu. De dag van nieuw leven.
Misschien is dat het kompas waar ik mijn leven op wil sturen, of laat sturen. Hoe werkt dat voor jou? We hebben elkaar nog niet ontmoet en toch schrijf ik je al. Misschien een voorbode voor die ontmoeting. Heb je hoop? Is er het verlangen naar nieuw leven?
Ron
Hallo Ron,
Wat leuk om van jou een brief te mogen ontvangen. Brieven gebeuren niet meer. De vervangers van de brief, e-mail en sociale media, geven slechts sporadisch aanleiding tot diepgang en reflectie. Daarom is deze brief welkom en beantwoord ik hem graag.
Paasmorgen kwam en vertrok. De wereld bleef hetzelfde. En de Jezus waarover die dag gaat, wordt al 2000 jaar te pas en te onpas overal bijgesleept: politieke zetten, machtspelletjes, etc. Ook het paasfeest is voor mij in dit opzicht verdacht. Misschien wilden de christenen Jezus’ dood niet accepteren. Misschien konden ze niet leven – net als de rest van de mensheid – met het besef van de eigen eindigheid. Hoe dan ook, ik vind het een blamage dat de man die een uiterst publieke functie had gehad zich niet, in zijn opgestane staat, openlijk liet zien aan het volk. Dat klopt gewoon niet.
Ik vraag me dan ook af of drie dagen stilstaan bij de dood van Jezus wel genoeg is. Misschien is de betekenis van de kruisdood wel de kern van het verhaal, maar is die zo ongemakkelijk dat we ons snel uit te voeten maken en met vereende krachten de steen van het graf rollen.
Er moet hoop zijn. Hoop voorbij de dood. Desnoods bedenken we het.
Toch, als we kijken naar de kunst en de muziekliteratuur, zien we dat juist het lijden van Christus ons inspireert. Van crucifixen en schilderijen tot Stabat Mater en Matteüspassie staat men stil bij de dood. De dood van God.
Omdat ik bij paasmorgen te veel associaties heb met een wisseltruc en omdat het “waarlijk” in “De Heer is waarlijk opgestaan” te veel het eigen ongeloof blootlegt, heb ik minder met de opstanding. Ook voel ik er weinig voor om het als symbool van nieuw leven te zien. Want de opstanding was nooit bedoeld als symbool, maar als historische gebeurtenis.
Er staan geen mensen op uit de dood. Er keren geen mensen terug uit het hiernamaals. De dood is het eindpunt en we doen er goed aan dit te aanvaarden. Dat is beter dan valse hoop of een van de andere vele duizenden vluchtpogingen die mensen ondernomen hebben.
Maar leren leven met de dood is erg moeilijk. Het betekent constant besef te hebben van de eindigheid van het eigen ik, de betrekkelijkheid van een samenleving en de tijdelijkheid van liefdesrelaties. En hoe kunnen we dit doen zonder te vervallen tot nihilisme? Ik denk dat het mogelijk is, maar het is een moeilijke weg. Het vraagt meer van de mens dan ze op kan brengen.
Toch denk ik dat dat de enige weg is: volstrekte eerlijkheid over de wereld en onszelf en daarin staan vol liefde voor de ander. Daarin kan hoop geboren worden.
Hartelijke groet,
Jos de Keijzer
Dag Jos,
Het is stil vandaag. Stil om mij heen, stil in de wereld buiten mij. Voor dit moment dan. Ik hou van die stilte in mijzelf en in mijn omgeving. Het maakt het kleiner. Ik heb de afgelopen weken met veel grote woorden om mij heen geleefd. Woorden die soms, net als een te grote broek, mensen niet pasten. Het lijkt dan ook alsof we onszelf een verhaal moeten voorhouden om het geloof in onszelf vol te blijven houden. Wat als we dan stilvallen? Er maar weinig woorden over blijven? Er een dunne draad is tussen verleden, heden en toekomst, zo’n draad waar we wankelend onze weg op gaan. We wiebelen, en heel vaak vallen we.
Ik schrijf je dit omdat ik het verhaal leerde kennen van Scott Harrison. Scott groeit op in een klein christelijk gezin in Amerika en als ze verhuizen naar het platteland wordt zijn moeder ernstig ziek. De kleine Scott krijgt dan de zorgtaak voor zijn moeder. Op zijn achttiende ontsnapt hij aan de benauwde wereld van dat gezin en reist naar New York. Daar werkt hij 10 jaar als organisator van feesten voor clubs. Intussen gebruikt hij overvloedig drugs en alcohol en ontvlucht dus ook zijn opvoeding en alle regels die hij meekreeg. Tien jaar een leven van uitspattingen, tot hij op een dag zo spuugzat van dat leven is, dat hij halsoverkop naar Mexico vlucht. Daar, op een verlaten hotelkamer, kijkt hij zichzelf in de spiegel aan en maakt een afspraak. Zo’n ‘spiegel-moment’ kennen we allemaal wel. Het is dat moment dat je jezelf aankijkt en eindelijk de eerlijke vragen stelt. ‘Wat ben ik aan het doen?’ ‘Wie ben ik eigenlijk?’ ‘Hoe ben ik hier terechtgekomen?'
Hij besluit daar een afspraak te maken met de God die hij nog kent uit zijn jeugd. Mij lijkt op een reinigingsritueel – en hij besluit één jaar van zijn leven te geven aan een goed doel. Een soort slimme afkoop, een boetedoening, die echter heel anders afloopt dan hij zich op dat moment voorstelt.
Geen enkele organisatie wil hem hebben. En als hij dan tenslotte aanklopt bij Mercy Ships mag hij komen, maar moet hij wel zijn eigen reis en onderhoud betalen. Mercy Ships heeft zo’n hospitaalschip waarmee ze naar Afrika varen om patiënten aan boord te opereren. Mismaakte mensen veelal die door het drinken van vervuild water allemaal vervelende bacteriën hebben opgelopen. Scott doet wat hij alleen kan doen in die situatie: hij maakt foto’s van het werk van de professionals aan boord. En ontdekt zijn ware route in het leven. Het opzetten van een organisatie die schoon water gaat leveren aan mensen die daar moeilijk aan kunnen komen in hun situatie. Van bad boy en propper naar zijn levensdoel, zorgen voor schoon water. Daar was ie nooit achter gekomen als hij was blijven hangen in New York.
Je moet dus - soms - letterlijk je kompas volgen om bij je eigen bestemming uit te komen. Het is niet een verhaal van grootse woorden, maar meer een verhaal van veel struikelen. Vallen en weer opstaan. In al dat struikelen is het dan wel weer een verhaal dat mij inspireert. En stil maakt.
Ron
Dag Ron,
Je hebt weer een mooie brief geschreven. Het heeft enige tijd geduurd voor ik in staat was hem te beantwoorden. Mijn moeder werd een paar dagen voor je schreef opgenomen in een hospice waar ze op 19 mei overleed. Daarna was de begrafenis waar ik een speech moest houden en ondertussen ging het werk door. Ik heb mensen geïnterviewd zittend naast mijn moeders sterfbed. Dat vond ze best want het was voor haar al fijn als ik er gewoon was.
Je schrijft over een Scott Harrison. Mooi verhaal. Ik ken de Mercy Ships en heb zelfs gevaren op een van de schepen van een bevriende organisatie. Met dat schip heb ik bij, Tierra del Fuego, het zuidelijkste puntje van Zuid-Amerika schipbreuk geleden. Dat is al erg lang geleden. Ik heb inmiddels een weg bewandeld die lijkt op die van een andere Scott Harrison die ik op sociale media ben tegengekomen. Deze Scott is illustrator en maakt regelmatig illustraties waarin God verdwaald is, de weg kwijt, overweldigd door de gevolgen van zijn eigen voorzienigheid. Hij noemt zichzelf een misotheïst, een god-hater. Maar als je zijn posts leest, is hij noch atheïst, noch iemand die God haat. Wel stelt hij grote vraagtekens bij de dingen die mensen over God beweren. Zijn illustraties geven de de absurditeiten weer waar menselijke geloofsvoorstellingen toe kunnen leiden.
Ik hou zelf wel van de tekeningen van Scott. Ik herken ook veel van mijzelf in deze tekeningen. Vroeger ben ik heel erg gelovig geweest. Een rotsvast vertrouwen had ik in een God die de wereld in zijn hand heeft, alles bestuurt, en zijn voorzienige oog op ons gericht houdt. Mijn studie theologie in de Verenigde Staten was de aanzet om dat alles los te laten. Ik zag de consequenties van zulk geloof, de onhoudbaarheid ervan ook en ik was vooral onder de indruk van de kloof tussen geloof en praktijk. Met name het diepgewortelde racisme bij de geloofsgroep waar ik toe behoorde, stuitte enorm tegen de borst.
Ik ben die God dan ook kwijtgeraakt. En die God deed ook weinig om het kwijtraken tegen te gaan. So much for divine providence. Waar dus de Scott van jouw verhaal zich tot God keerde en terugging naar de God van zijn jeugd. Zo gingen de Scott van mijn verhaal en ikzelf die andere weg, op latere leeftijd, weg van de God van het christelijk fundamentalisme.
Maar ook in mij zul je geen god-hater of atheïst vinden. O, ik noem mijzelf een methodologisch atheïst en daarmee bedoel ik dat wij in deze wereld epistemologisch opgesloten zitten. Er komt geen informatie van buitenaf naar ons toe. Er is geen goddelijke openbaring. Wel wijsheid. En wijsheidstradities hebben in het verleden de status gekregen van religie en accumuleerden teksten en tradities waarvan latere generaties dachten dat ze door God geïnspireerd of geopenbaard waren. Maar verder leven we gewoon in het zweet ons aanschijns. We denken van alles, maar het blijft boven stil.
Maar of je nu gelovig ben of ongelovig, je zult in deze wereld je weg moeten vinden. Zeker, je kunt weigeren te leven of meegaan met de ideeën van de groep waartoe je behoort. In beide gevallen val je ten prooi aan strategieën die als doel hebben de dood te ontvluchten. Dit vluchten gebeurt door gelovigen en ongelovigen, slimme en domme mensen, slanke en dikke mensen, etc.
Er zijn helaas maar weinig mensen die bereid zijn zichzelf in de spiegel aan te kijken en die hun eigen sterfelijkheid onder ogen durven zien. Als er al een kompas is dan is het daar te vinden, in de chaos van de betekenisloosheid van het leven. In de aanvaarding van de essentiële betekenisloosheid van het leven op aarde.
Dit is geen nihilisme. Ik meen het wanneer ik zeg dat daar een kompas te vinden is. Er is een weg voorbij die betekenisloosheid. Maar het monster moet wel eerst in de ogen gekeken worden. Daarover misschien een volgende keer.
Hartelijke groet,
Jos de Keijzer
Dag Jos,
Het is al lang geleden dat ik je schreef. Het heeft te maken met het woestijn-gevoel waar ik nu in zit. Het is de woestijn van weinig uitzicht, weinig energie met daarbij ook nog eens gevoelens van waarom-zou-ik-verder-gaan? Het kompas geeft misschien de richting aan, maar helpt je verder geen steek om ergens te komen.
Ik ken deze woestijn wel; ik kom er regelmatig in terecht. Niet alleen met de eeuwige ‘waarom-vraag’, maar ook met de ‘wie-ben-ik-vraag’. Het is het zoeken naar zin en identiteit. Wat als ik helemaal in die woestijn zou verdwijnen, wie zou me zoeken? Ja, de kleinere kring mensen natuurlijk. En misschien gaat het daar dus om, die kleinere kring mensen. Maar soms vraag ik mij af of ik niet in die grotere kring van mensen meer moet doen. Meer van mezelf laten horen. Een mening die gewaardeerd wordt. Een lekkere stelling ergens op een deur spijkeren. Maar mijn woestijn roept dan weer. Hou toch op!
Toen las ik jouw laatste zinnen weer: ‘Er zijn helaas maar weinig mensen die bereid zijn zichzelf in de spiegel aan te kijken en die hun eigen sterfelijkheid onder ogen durven zien. Als er al een kompas is dan is het daar te vinden, in de chaos van de betekenisloosheid van het leven. In de aanvaarding van de essentiële betekenisloosheid van het leven op aarde.’
Betekenisloos. Ben ik dat? Ja. In de grotere orde wel. Een zandkorrel. Dat maakt niet mistroostig, gek genoeg. Het geeft juist rust. Dat het niet van mij afhangt of mijn leven zin heeft. Zoiets. Weg met het eindeloos mijzelf te etaleren. Is dat het monster dat je bedoelde? ‘Dit is geen nihilisme. Ik meen het wanneer ik zeg dat daar een kompas te vinden is. Er is een weg voorbij die betekenisloosheid. Maar het monster moet wel eerst in de ogen gekeken worden.’
Mijn woestijn nodigt mij deze weken uit om er te blijven. Ik denk aan 40 dagen. Het vasten, of beter afkicken, van dat waarvan ik dacht te moeten doen, te moeten zijn. Ik merk dat mijn interesse in al de meningen om mij heen dan ook langzaam vervaagt. De ‘eenhapscrackers’ heb ik eens iemand horen zeggen van het moment. Het is goed, ik trek verder, de weg naar binnen. En jij en ons gedachtenwisseling neem ik mee. Waardevol. Vol met waarden. Ik leg ze naast me neer, als innerlijke bagage, als metgezel. (ik schreef metgezelf, ook mooi).
Ik groet je met een paar dichtregels die ik ooit schreef, met wat vragen aan jou:
Wist je toen welke kant je op moest?
Wat je diep van binnen wilde?
Wist je toen al van je eigen betekenis?
Durfde je te vertrouwen dat het goed was?
Kon je hopen op je verlangen?
Was er genoeg mededogen met jezelf?
Durfde je ook niet te weten?
Wist je toen al van je eigen stem?
Een omhelzing, Ron
Dag Ron,
Het is hoog tijd dat ik je antwoord. Ik ben tegenwoordig meestal laat met het beantwoorden van mail van vrienden (en het maken van afspraken), maar ik kom er gelukkig wel op terug. Ik zit in een erg drukke periode: een boek met 60 kleine interview-artikelen, een magazine met middelgrote interviews en een boek over een redelijk complex onderwerp waarvan ik ghostwriter ben. Ik zou graag meer tijd hebben en een hogere omzet genereren. Dat zou fijn zijn. Dan zou ik ook wat tijd hebben voor andere projecten zoals het stilstaan en uitgebreid terugkomen op e-mails zoals die van jou. Of het schrijven van mijn eigen boek met de werktitel “God voor dommen”.
Een tweede uitdaging die ik ervoer bij het beantwoorden van jouw e-mail betreft de persoonlijke details die je erin verwerkt. Schrijf je over je eigen ervaring van dit moment of neem jij als briefschrijver die rol op je om mij uit te dagen over lastige vragen na te denken? Dat laatste is denkbaar. Toch heb ik besloten deze brief terug te schrijven vanuit de interpretatie dat je het echt over jezelf hebt. Ik weet niet of mijn antwoord in goede aarde valt, maar de gedeelde ervaring van het woestijn-gevoel zal in ieder geval troost bieden op de weg.
Je hebt een erg mooie e-mail geschreven die compleet eerlijk is en ontdaan van alle franje of eerzucht. Alles begint met de eerlijkheid. Die van het toegeven dat je in een woestijn zit. Die van het erkennen dat het van binnen en van buiten leeg voelt. Dat je identiteit zoek is en dat er geen zin te ontdekken valt in het leven. Deze eerlijkheid is het begin. Het is misschien niet genoeg, net zoals ‘in tune’ zijn met jezelf niet genoeg is om de oplossingen te vinden die een psycholoog met een paar grondige sessies aan kan reiken. Zoals de filosofie het zouden zeggen: eerlijkheid is een necessary but not sufficient condition. Die eerlijkheid heb ik ook altijd nagestreefd. Een van de condities van de menselijke natuur is dat wij onszelf voor de gek houden over de werkelijkheid waar we in leven. We kunnen de brute en harde realiteit van onze eindigheid in de zee van tijd en ruimte niet aan. En dus creëren we ficties die vaak schadelijk zijn. Streven naar eerlijkheid is dan een goed begin, zelfs als die niet volledig gerealiseerd wordt.
In mijn woestijnen – er zijn er velen geweest in mijn leven – probeerde ik altijd eerlijk te zijn. Ik wilde in ieder geval tegen mijzelf kunnen zeggen dat ik depressief was of dat ik het leven als zinloos ervoer of dat ik aan de pijn van het bestaan ten onder dreigde te gaan. Er is op een gegeven moment een keerpunt geweest. Vreemd genoeg viel dat keerpunt samen met het loslaten van allerlei zekerheden die mij vanwege mijn geloofsachtergrond met de paplepel waren ingegoten. Ook hier was eerlijkheid – of noem het de keuze realistisch te zijn – een belangrijk ingrediënt in dat loslaten. Het betekende uiteindelijk een enorme bevrijding. Bevrijding van valse zekerheden die mij eigenlijk ook weer beschuldigden omdat ze me niet hielpen gelukkig te zijn. Het loslaten van het idee van een almachtige en voorzienige god bracht me meer onzekerheid en ontnam me de allesomvattende zingeving van een goddelijk plan, maar het stelde me in de vrijheid. Niet omdat die god voor mij een boeman was, maar meer omdat ik begon te zien dat mensen dit concept van god hadden bedacht en geïntegreerd hadden in een theologie en allesomvattend wereldbeeld. Nu kon ik eindelijk zeggen: het werkt niet omdat het door mensen is bedacht.
Alle begrip van mijn kant dus. Echter, als je van mij raad verwacht over hoe je uit de woestijn kunt ontsnappen, houd ik liever pas op de plaats. De woestijn is een gevaarlijke plaats. Mensen die erin zitten kunnen overweldigd worden door hun eenzaamheid of hun betekenisloosheid. Toch is juist deze gevaarlijke plaats de enige waar we de loutering kunnen ontvangen die ons bevrijd van de illusie van betekenis, doel en zin. Daarmee bedoel ik niet dat we ons nihilistisch over moeten geven aan de chaos. Ik bedoel dat we aanvaarden dat naast het vinden van voedsel en onderdak ook zin, doel en betekenis door onszelf vormgegeven moeten worden. We zijn in de wereld geworpen en we kunnen het als onze taak zien om interpreterend en arbeidend vorm aan te geven. Er is voor ons werkelijk geen andere weg. Als God bestaat, heeft die ons een zware taak gegeven. Zelf verschuilt God zich achter de brute realiteit zodat God geen anker van ons bestaan kan zijn. God is slechts een woord dat wij de betekenis van Betekenisgever geven. Het is alsof we met spreken over god ons aan onze schoenveters op proberen te trekken.
Ik spreek nu ineens veel over god. Dat is op zich mijn bedoeling niet. Maar het stellen van de betekenis- en zingevingsvraag dwingen ons in onze zoektocht ook na te denken over die antwoorden waarin god een belangrijke rol speelt. En dat mag. God mag genoemd worden, maar aanhangers van de religies doen er goed aan te snappen dat hun god een menselijke fictie is en dat als God bestaat deze realiteit aan onze ogen onttrokken is. Wat dat betreft mogen we een voorbeeld nemen aan het Boeddhisme. Ook andere antwoorden van zingeving die niet over god gaan, zijn ficties. Het existentialisme spreekt me altijd erg aan: je hebt geen essentie, maar je werkt ernaar toe via je existentie. Ficties zijn goed. Ze zijn alles wat we hebben. Maar niet alle ficties zijn gelijk. De woestijn is een goede plaats omdat wie er is meestal ook doorheeft dat de ficties niet werken als ze als onwrikbare zekerheden moeten functioneren. De weg uit de woestijn moet je zelf vinden, hoewel ik meer dan bereid ben om erover door te praten.
Laat me nog even ingaan op je vragen. Wist ik welke kant ik op moest? Nee, niet echt. Als gelovige dacht ik dat ik god moest dienen. Met die gedachte kwam ik ook terecht in de Verenigde Staten om theologie te studeren. Maar daar zijn had een rampzalige impact op mijn gezin (mijn vrouw en ik waren zeven jaar uit elkaar) en de studie theologie leidde ertoe dat ik mijn geloof achter me liet. Wie weet kwam de leiding van god wel als een misleiding om mij zo te bevrijden van de idee van de christelijke god. Maar wie was dan de actor die mij leidde?
Nee, het was pas toen ik mijn geworpenheid in de wereld begon te snappen en kon aanvaarden dat ik ook oog kon krijgen voor de gebrokenheid van deze wereld, van het geloof waar ik uit voortkwam, van de beschadigingen die ik als kind heb opgelopen (2de generatie kampsyndroom, broertje en zusjes verloren). En door mijzelf als een essentieel gebroken mens te aanvaarden, werd ik ineens een veel vrolijker persoon. De religieuze neurose van het moeten belichamen van de redding en heiliging die mij door god ten deel waren gevallen, was niet langer operatief.
Ik heb in al deze jaren gelukkig wel veel mededogen met mijzelf kunnen hebben. Jezelf als vriend hebben in plaats van jezelf haten is een voorwaarde om eerlijk te kunnen zijn, denk ik. En alleen dan kan er ook een stem in je binnenste opwellen. Ik heb zeker fantasieën gekoesterd over het laten klinken van die stem, van het gehoord worden, van het hebben van een doelgroep die naar me luistert. Maar als divergente denker loop ik zo vaak tegen een muur aan. Niet begrepen worden, niet de juiste wegen bewandelen of het juiste netwerk aanspreken. Misschien ga ik over 20 jaar dood en is het nooit gekomen van mijn boek. Of misschien wel, maar is de oplage blijven steken bij 400 exemplaren. Wat dan nog? Wat maakt het uit?
Het enige wat werkelijk belangrijk is, is of ik ben wie ik moet zijn voor de mensen die mij nodig hebben. Of mijn dochter straks mooie herinneringen aan mij heeft. Of ik de condities kan scheppen voor het geluk van andere mensen. Niet dat ik mezelf geen geluk gun, maar als het niet komt, is daarmee niet alles verloren.
Het was mooi om bij jouw e-mail stil te staan. Ik zie uit naar de volgende.
Hartelijke groet,
Jos de Keijzer
Dag Jos,
Dank voor je mooie brief! Eerst maar even twee mogelijke misverstanden wegwerken. Als ik jou, of iemand anders, schrijf met eigen voorbeelden, gaat het natuurlijk altijd over mijn eigen ervaringen. Ik ben te oud denk ik om me te verstoppen achter voorbeelden die niet over mij gaan, of misschien ben ik wel te schaamteloos. In ieder geval durf ik nu gewoon kwetsbaar te zijn zonder de angst om daarmee afgewezen te worden.
En twee, als ik dan iets schrijf over een ‘woestijn-ervaring’ hoop ik toch echt niet dat je denkt dat je mij daaruit zou moeten halen. Of dat je daar iets aan zou moeten doen. Liever niet zelfs, want dat is nu eenmaal het effect van een woestijnervaring. Er helemaal alleen in gaan, daar blijven tot er inzicht komt en dan de weg eruit weer weten te vinden. Op het moment zelf is het meer dan lastig, achteraf is het dit soort tijden dat je het meest geleerd hebt over je tocht hier op aarde. Maar daar weet jij alles van, lees ik wel uit je brief. Tussen en in de regels lees ik veel over strijd, afwerpen van oude dogma’s, doorstaan van trauma en ook jezelf tot op het bot leren kennen. Wat een leven, in alle zinnen van het woord heb je doorstaan, beleefd, volgehouden Jos!
Ik las vandaag het boek - je weet, ik lees veel, ook vanwege de Betekenis Boekenclub - Als de storm komt van Kelly Janssen. Haar verhaal gaat over de kanker die er werd geconstateerd en hoe ze teruggeworpen wordt op haar zelf en hoe ze troost vindt bij de filosofen. Bijna op het eind van haar boek komt ze bij Nietzsche terecht en zijn idee van Amor fati, omarm je lot. Hij schrijft daarover: ‘...dat je van niets wil dat het anders is, niet vóór je, niet achter je, in alle eeuwigheid niet. Het onvermijdelijke niet enkel verdragen, nog minder verdoezelen - alle idealisme is leugenachtigheid ten aanzien van het onvermijdelijke - maar ervan houden …’ (uit: Ecce Homo: hoe iemand wordt wat hij is)
Wat ik van Nietzsche begrijp is dat je de eigen verantwoordelijkheid voor het leven moet nemen, en niet neerleggen bij anderen, een god, of zelfs maar het ongeluk dat jou ten deel valt. Daar voel ik veel bij. Tegelijk heeft die eigen verantwoordelijkheid er bij mij voor gezorgd dat ik me afsloot van anderen, of beter, hen niet vertrouwde. Het leven is altijd een wisselwerking kwam ik veel later achter, kwetsbaar in het ontvangen (van hulp) en tegelijk op je eigen benen in de wereld staan.
Deze jonge Kelly Janssen is in haar boek zo vol van Nietzsche dat ze besluit naar zijn graf te gaan, een bedevaartstocht dus. Dat vond ik mooi om te lezen. Hoe een voorbeeld, een mens, een leraar, iemand kan zijn, ook al is ie dood, om toch het graf te bezoeken. Want wat is daar dan nog, behalve de eeuwige souvenirs? Zo was ik zelf jaren geleden onder de indruk van een herberg waar ene Percy Bysshe Shelley had gezeten, zijn stoel stond er nog, stond op het bordje (ha,ha).
“We look before and after,
And pine for what is not;
Our sincerest laughter
With some pain is fraught;
Our sweetest songs are those that tell
Of saddest thought.”
Melancholie is mij niet vreemd en in mijn jonge jaren schreef ik dat dan ook van mij af. Zoals in een bundeltje dat in 1980 werd uitgegeven:
kijk hoe
de buurvrouw
aan de o-
verkant
haar balcon schrobt
hoe ze
in haar tomeloze
ijver
tot de laatste
spijlen gaat
tenslotte naar be-
neden stort
Ten slotte nog even terugkomend op jouw laatste zinnen waarin ik lees: voor wie leef ik? Niet voor je eigen geluk. Maar je hoopt wel het geluk voor andere mensen te kunnen scheppen. Dat gaat natuurlijk ook over hoe je bent voor hen. En dat, heb ik met harde lessen geleerd, gaat niet over wat je doet. Zoals ik mijn zoon niet kan redden van zijn problemen waar we de laatste jaren veel mee kampen. Ik kan alleen maar zijn, en dan soms zelfs op een afstand van hem om niet zelf kopje onder te gaan. Maar wel de lijn laten vieren, maar wel de lijn laten zijn. Dat is een hele moeilijke weg geweest om dan te blijven geloven in die lijn. De hoop, het vertrouwen. En ook te weten dat het helemaal anders kan aflopen. Omarm ik dan ook mijn amor fati? Ik weet het eerlijk gezegd niet.
Mooie groet!
Ron