Zoeken we niet allemaal naar betekenis in ons leven? Een reden van bestaan? Waarom zijn we hier en wat hebben we hier te vinden? Het is een heel oude vraag die bij elke generatie weer springlevend is. Eigenlijk zoeken we dus een plan voor ons leven, een grondplan.
Heeft ons leven een grondplan, of zijn we toevallig op deze plek, in deze familie, in dit leven gekomen? Hoe ontvouwt ons leven zich met of zonder grondplan? Hoe kunnen we kijken naar verleden, heden en toekomst? En zijn onze patronen in het leven verklaarbaar? Is het grondplan dan de draad die begint bij je geboorte en nooit meer ophoudt? De draad die ons verbindt en de draad die ons de weg wijst? Is het de draad die als een touw langs het bergpad omhoog loopt? De draad als de navelstreng van het leven, en werkt die als de draad van Ariadne die ons naar de uitgang van onze eigen doolhof zal leiden?
Met deze vragen ga ik het gesprek aan met mensen die mij inspireren en boeien. Mensen die verschillende antwoorden geven op die vragen, en er altijd in slagen nieuw licht te werpen op die oude, noodzakelijke vraag naar ons bestaan.
In gesprek met Jakob van Wielink
Ik ontmoet Jakob in Huissen waar De School voor Transitie, waaraan hij leiding geeft, is gehuisvest op het terrein van het oude Dominicanenklooster. We zien elkaar daar voor het eerst, maar we weten van elkaar, voornamelijk via LinkedIn. Het voelt voor mij een beetje alsof ik een oude vriend ontmoet. Jakob vertelt achteraf, als we buiten staan voor een foto, dat ik in staat was hem te ontmoeten. Dat klopt ook, vooral omdat ik zoveel herkende van wat hij vertelde.
Is er een grondplan in ons leven?
Het antwoord is volmondig ‘ja’. (lacht) En daarmee begint het gedoe. Die vraag doet mij denken aan een zin die mij al vanaf 1995 inspireert en dat is de openingszin van Jean Jacques Rousseau van zijn ‘Du Contract Social’: ‘De mens wordt vrij geboren en is alom geketend.’ Er is een natuurlijk, misschien wel oerverlangen, om te willen denken dat we als een tabula rasa, als een schone lei worden geboren. Maar alle wereldreligies en eigenlijk elke spirituele traditie, dwingen ons om te erkennen dat dit niet zo is. Ons menselijk leven zelf ook; we willen graag terug naar een oorsprong, maar vanaf de geboorte zijn we al beïnvloed, geketend, gekleurd, door de vele contexten waarin we ons leven leiden. Is er een grondplan? Ik geloof dat het grondplan van je leven betekent dat je je plek in het leven ontdekt. Ik heb dat gedaan in de context van mijn familiegeschiedenis. In de context van in mijn geval ook de Brabantse grond. Maar ook in de context van de geloofstraditie. Dat zijn dus al een heleboel contexten.
In die contexten - in mijn geval een socialistisch gezin, ook de context van arbeiders - was het helemaal niet de bedoeling dat ik ging doorleren, maar je ontworstelt je dan toch van zo’n achtergrond. Dan kun je je achteraf afvragen of dit nou het grondplan was? Was het nou voorbestemd? Nee, maar wanneer nam je nou die afslagen en door wie liet je je dan beïnvloeden?
Het is wat jij nu ook zegt, vrijbreken. Het is de paradox tussen autonomie en overgave. We hebben een onverwoestbare neiging en wil om onszelf tot uitdrukking te brengen. En we komen er in het leven steeds meer achter dat je pas je autonomie kunt ervaren en tot vrucht kunt brengen, ervan kunt genieten, de vreugde ook kunt ervaren, op het moment dat we verbonden zijn.
Dat brengt me ook, en ik weet niet of je dat boek kent, bij het boek van Chaim Potok, ‘Mijn naam is Asher Lev’. Het is één van de allerbelangrijkste boeken die ik ooit las.
Het vertelt hoe je je eigen kleur vindt, je eigen toon, en daar zit ook het verhaal van King Lear in, daar zit het verhaal van de puber-zoon in, daar zit het verhaal van Bar Mitswa in, daar zit het verhaal in, kortom, van de mens die zichzelf tot uitdrukking moet brengen, en de keten moet doorbreken van het gezin waarin hij of zij opgroeit. Het is Jezus die zegt: wie zijn vader en moeder niet achterlaat, die is niet geschikt om mij te volgen.
Alle tradities zitten vol met die beweging om los te komen. En al die tradities zitten er ook vol van dat, om mijzelf te leren kennen, ik ook weer terug moet keren naar mijn wortels. En als ik niet terugkeer naar mijn wortels en werkelijk proef hoe die wortels mij helemaal gevoed en gevormd hebben tot wie ik vandaag ben en daar innerlijke vrede mee kan hebben, dan kan ik de autonomie niet vieren en kan ik ook het grondplan van mijn leven niet werkelijk leren kennen.
Heb jij dan het idee dat we een vrije wil hebben in de keuzes die we maken?
Ja. Kijk. Ja én. Inmiddels ben ik geen 18 meer en ook geen 28, maar ben ik 48. (lacht) En is er mijn eigen wijsheid bij gekomen in mijn leven. Hoe ik heb leren werken met ongelooflijk veel mensen. Ik ben inmiddels ook behept met enige kennis van hechtingsgeschiedenis, hoe hechting werkt, hoe onze neurobiologie werkt en hoe onze hersenen werken. Daardoor ontstaat op z’n minst een genuanceerd verhaal.
Het idee van de vrije wil houd ik hoog. Viktor Frankl zou zeggen: tussen stimulus en de respons zit onze vrije wil. Wij kunnen, mogen en hebben misschien zelfs de plicht om te bepalen hoe wij willen reageren op dat wat in ons leven op ons afkomt. Ja, dat houd ik hoog. Ook als een principe, als een ideaal, als een geloof. Én door naar mijn eigen leven te kijken en in de begeleiding die ik mag geven aan andere mensen zie ik het ook gebeuren, die keuze die je kunt maken. Ik zie het gebeuren dat mensen hun eigen wil tot uitdrukking brengen. Maar de nuance is dat de gebeurtenissen van het leven, de trauma’s die we kunnen oplopen, de mate van onveilige hechting die we in ons leven ook kunnen tegenkomen, het een hele klus kunnen maken om die vrije wil ook tot uitdrukking te brengen. Dus ja, ik geloof in de vrije wil, maar ‘de mens wordt vrij geboren en is alom geketend’. Dat zijn de polariteiten die steeds met elkaar in contrast staan.
Jij en ik zien waarschijnlijk wel dat mensen, als je hen vraagt: heb je een grondplan, zich toch niet vrij voelen in dat grondplan. Omdat ze gevoed worden door angsten, gevoed worden door trauma’s van het verleden, en daardoor bepaald zijn. Blijkbaar zijn zij toch ook in staat om vanaf afstand te kijken: wie ben ik nou in dit verhaal?
Dat klopt. Ik heb het zelf vaak over roeping, waarbij roeping voor mij fundamenteel gaat over de vraag van mijn identiteit. Je kunt niet ontdekken, of herontdekken wie je zelf bent, als je niet in de overgave, in de werkelijke verbinding met andere mensen kunt zijn. Ik denk trouwens dat dit het antwoord is op jouw vraag of er een grondplan is: overgave. Het is elke keer weer overgave aan iets dat zich onttrekt aan wie je bent, maar er ook fundamenteel deel van uitmaakt. Iets dat groter is dan jijzelf.
Wie vraagt dan aan ons, in ons, wie ben ik?
Een mooie vraag. (stil) Ik heb twee antwoorden, twee gedachten bij die vraag, en ik word ontroerd door die vraag omdat er één antwoord in mij is wat voor mij verwijst naar mijn Schepper. Daar ontkom ik niet aan. ‘Adam, waar ben je?’, maar Hij had net zo goed kunnen zeggen: Adam wie ben je? Het moment dat Jezus het aan zijn leerlingen vraagt ontroert me ook: wie zeg jij nou dat ik ben? Dat is trouwens ook een vraag aan die ander: wie ben jij eigenlijk? Voor mij is het dus zo dat God mij die vraag doet stellen: wie ben ik? Ik denk dat bijna iedereen, ergens tussen de 35 en 50, in die tweede helft van het leven, zich afvraagt: wie ben ik nou? In het huwelijk, in het werk, in relatie tot mijn kinderen; denk ook aan het liedje van Doe Maar ooit, ‘Is dit alles?’.
Jij zegt dat de vraag: ‘wie ben ik?’ ook in relatie staat tot jouw Schepper, God. Voor mij is het de Ziel. De Ziel die in relatie met mijn Zelf is en in die verbinding vraagt: wie ben ik? Want ik ben én Ziel én Zelf en dan ontvouwt zich ook die andere vraag: wat doe ik hier?
Daarin kan ik helemaal met je meevoelen. En als het voor jou de vraag van de Ziel is, dan kan ik alleen maar ‘ja en amen’ zeggen. In mijn bekennen, maar ook in mijn taligheid, en in de traditie waar ik uit voortkom, valt voor mij dan het woord Vader, het woord God. En ik wil erkennen, en herkennen dat het op heel andere manieren ook kan en mag en heilzaam is. Waar ik geen twijfel meer over heb is dat wij allen ten diepste spirituele wezens zijn. Dat de vraag ‘wie ben ik?’ niet los gezien kan worden van het idee dat iedereen zich bewust of onbewust afvraagt: wat is mijn plek in het grotere geheel der dingen? De vraag naar betekenis. Hoe verhoud ik mij met het onzegbare?
Herken jij dat, dat op het moment dat die vraag gesteld wordt, en dat is dan gelijk zo’n spiritueel moment, dat er dan twee dingen tot uiting komen. Aan de ene kant een enorme eenzaamheid, en aan de andere kant een openheid om je over te geven. Dat is vaak een life changing moment.
Absoluut. (hard op nu) Amen! (we lachen allebei) Dit brengt ons meteen weer terug bij dat idee van de hechting, want op het moment dat ik met existentiële vragen van de bepaling van mijn plek word geconfronteerd, word ik ook meteen geconfronteerd met die vraag hoe ik mij in mijn jonge jaren in verbinding met anderen heb leren verhouden tot dat niet-weten, tot dat angstaanjagende, tot de dood. Want het gaat uiteindelijk ook over onze doodsangst. Die angst die er over gaat er niet bij te horen, om niet bij het leven te horen. En dat is een groot maatschappelijk probleem.
Of zou het zo kunnen zijn dat je op een dag wel weet dat je eenzaam bent, maar tegelijkertijd ook weet dat je in verbinding bent. Dus dat je het gevoel van eenzaamheid kunt ervaren en dat niet hoeft te betekenen dat je geïsoleerd bent van de ander.
Dat is het. Dat voelt voor mij een beetje zoals de transitruimte op vliegvelden. Een soort symbolische tussenruimte, waar ik na een training ergens in de wereld mij wel eenzaam kan voelen, maar ook weer kan bijkomen van die intensieve periode. Die grenstijd, die liminal space is van belang. Het is trouwens een tijd die veel in de Bijbel voorkomt, maar zeker in andere godsdienstige - en spirituele tradities. Het is de tijd van zelf-tijd waarin je, wat je net zei, mag en moet ervaren. Ik ben alleen, ik ken gevoelens van eenzaamheid én ik hoef de eenzaamheid niet op te vullen. Ik kan mij ertoe verhouden.
Ikzelf heb een moment meegemaakt waar ik de ervaring had in een diepe put te vallen, het leek dus alsof ik in die put viel. Maar onderin werd ik wonderlijk genoeg opgevangen. Iets, iemand ving mij daar op. Het waren handen die mij opvingen. Dan kun je later gaan invullen wie of wat dat was; maar ik heb dat als erbarmen uitgelegd voor mijzelf. Maar als we daar niet aan toekomen, dat moment van pijn en lijden, het vallen in een diepe put, bepaalt dat wel hoe je later in het leven staat. Wanneer je ten diepste weet: ik word opgevangen, verandert dat je relatie met de ander.
Ik heb eerder de metafoor gebruikt dat in het diepste van onze put ook onze bron te vinden is. En dat lijkt op dat wat jij beschrijft. In het diepst van die donkerte, dat je denkt: meer shit dan dit wordt het niet, daar, op die bodem, was er iets van een gedragenheid. We gaan dit soms liever uit de weg, die eenzaamheid, het vallen in een put, bijvoorbeeld door gebruik te maken van pillen. Ik ben niet tegen farma, maar het verhaal dat het voor jou niet nodig is om zo diep te gaan door gebruik te maken van pillen, is voor mij niet geloofwaardig. Het is niet zo dat we per se diep moeten gaan, en we hoeven geen ernstige trauma's te ondergaan om bij onze roeping en ons grondplan te komen, maar op het moment dat het zich aandient, ontkomen we er niet aan om ons met onze diepte te verhouden.
Ik heb wel mijn werk gemaakt van het leren leven met verlies en rouw …
Waarom eigenlijk?
(stilte) Omdat ik … er zijn twee antwoorden op die vraag. Zo’n 18 jaar geleden begon ik met schrijven en in 2007 kwam mijn eerste boek uit over verlies en rouw omdat iemand dat gevraagd had. Ik had eigenlijk geen flauw idee waarom ik daar ja tegen had gezegd. Maar later merkte ik dat de intentie om dat boek te schrijven toch te maken heeft gehad met een diepere laag, met mijn geschiedenis. Als ik kijk naar mijn jeugd dan heb ik twee ouders die mij liefhebben, maar wel een uitdaging hebben gehad om dat emotioneel te laten zien. Ik heb dat gemist op die momenten dat ik dat nodig had om mij minder onzeker te voelen. Letterlijk kon ik mijn emoties niet thuis brengen. Dat is een ervaring die mij gevormd heeft.
(stilte) Nu ik zo met je spreek ontstaat er ook iets van angst om dat zo met je te delen, en natuurlijk is het geen geheim, maar het andere antwoord op jouw vraag is mijn relatie met Jezus. Of mijn liefde voor Jezus. Hij was er altijd voor mij, als een voorbeeld, als iemand in de verhalen van mensen die voor mij van betekenis waren. Ik wist al van heel erg jongs af aan dat deze Jezus mij iets liet zien over dat er in de dood, en in de angst, waarden te vinden zijn; dat het daar kennelijk gebeurt. Uiteindelijk concentreert het verhaal van Jezus zich toch rondom dood. En dat is wel mijn diepste bron in het leven, de bron van weten, aanvoelen, dat er in het doodse en in de dood vrucht te vinden is, leven te vinden is.
Veel later ging ik in mijn eigen leven ontdekken dat in de nabijheid van andere mensen, aan wie ik mij durfde over te geven, ik die gevoelens kon onderzoeken. Ook mijn doodsangst. Dat ik met anderen de verhalen kon gaan delen. Dat ik mij kon laten vasthouden, en dat ik daardoor op een plek kwam waar ik er niet meer bang voor hoefde te zijn.
Toen ik in mijn eigen leven begon te ontdekken dat dit bij mij zo werkte, ben ik daar ook in mijn werk volop mee aan de slag gegaan. Ik leerde de moed te hebben om samen met jou mee te bewegen naar die plek die zo pijn doet. Een plek waar jij helemaal niet meer wil zijn. Maar op het moment dat we daar komen en dat jij bijvoorbeeld tegen mij zegt dat je er al langer aan denkt uit het leven te willen stappen, dat ik dan niet een pilletje voorstel, of zeg: zo moet je toch niet denken, maar juist voorstel om daar samen in te gaan staan, in die pijn. Dan komt het leven.
Ik had een deelnemer in een programma die erg last had van doodsgedachten en daar radeloos van werd. Ik keek hem aan, we stonden in een kring, en vroeg hem: hoe zou het zijn als we samen dood zijn? We gingen samen op de grond liggen, naast elkaar, en ik hield zijn hand vast. Ik riep het beeld bij hem op hoe het zou zijn om samen dood te zijn. Dat was voor hem een transformerende ervaring waarin hij voor het eerst iemand ontmoette die met hem daar naar toe durfde te bewegen. Dat was bevrijdend. Dus we krijgen in onze opvoeding, in onze samenleving, onze relaties voortdurend prikkels die ons willen doen geloven dat onze verhouding met, of het denken aan de donkerte niet OK is. Terwijl daar de opstanding te vinden is. Een ander woord trouwens bij het idee van grondplan is, denk ik, ‘bevrijding’.
We hebben een tekort aan moed om in dialoog te komen. We zien in de samenleving, in gemeenschappen, hoe we elkaar bejegenen vanuit verwonding. Elkaar aanvallen in plaats van elkaar een vraag stellen. Door corona is dat massaal zichtbaar geworden. Het lukt ons steeds moeilijker om samen met iemand te zitten die andere ervaringen heeft. Terwijl dat vermogen wel de sjeu van het leven is.
Waar leidt jouw grondplan jou de komende jaren naartoe?
Dat is een actuele vraag, heel actueel zelfs, zonder daarover in details te treden … mijn grondplan leidt mij ertoe om steeds meer onverschrokken op meerdere plekken in de wereld naar voren te stappen en het geluid van de mogelijkheid van heling te laten klinken in contexten waar het niet klinkt. Ik kan zo lijden aan het syndroom dat ik het wiel opnieuw moet uitvinden, maar ik leer steeds meer te ontdekken dat waar ik ook ben in de wereld, dat ik als die vriend, die vader die ik ook ben, daar niets hoef toe te voegen. Het gaat er dus uiteindelijk voor mij om dienstbaar te zijn.
Jaren geleden zei iemand dat eens tegen me, heel emotioneel, dat ik door mijn werk het werk van de deelnemers in die groep mogelijk maakte. Als ik dat hoor, en ik hoor het wel vaker, dan is het altijd heel groot om dat aan te kunnen nemen. Nu kan ik voelen dat het klopt. Anderen helpen doordat ik zelf ook elke keer de reis weer maak. Mijn eigen huiswerk doe.
En jij draagt er hopelijk zorg voor dat er voor jou gezorgd wordt?
Da’s wel een goeie en dat lukt me steeds beter. (lacht) De in-ordening, dat is ook een grondplan geloof ik, en de in-ordening gaat over de liefde. Ben je in-geordend in de liefde? Dat is voor mij in-geordend zijn in mijn huwelijk. De nabijheid van mijn vrouw opzoeken en toelaten. Maar ook in vriendschappen. Ja, in-geordend zijn in de liefde is belangrijk om je werk te kunnen doen.
Ron van Es - hoofdredacteur OMO