Iets meer zelfkritiek?
Alles lijkt te zijn vastgelopen. We struikelen van de ene crisis naar de andere, en in een tijd dat we ons aaneen zouden moeten sluiten staan we harder en vaker tegenover elkaar.
We wijzen, als het om de schuld gaat, naar elkaar. Wordt het gaandeweg geen tijd voor enige zelfkritiek? Ik voor mijzelf kan die neiging niet onderdrukken. Ik behoorde tot de voortrekkers als het ging om de aandacht voor leiderschap. Samen met anderen heb ik De Baak omgevormd van een managementinstituut naar een instituut waar leiderschap en persoonlijke ontwikkeling centraal staan.
We gingen de weg naar binnen om beter met buiten om te kunnen gaan. We stonden stil bij onze diepere drijfveren en leerden daarover met elkaar in gesprek te gaan. Nog steeds denk ik dat het belangrijk is. Wie ben je en waar sta je voor? Hoe verbeter ik mijzelf in het contact met anderen?
En toch knaagt er iets. We hebben elkaar ook geholpen om de vragen belangrijker te vinden dan de antwoorden en de antwoorden belangrijker dan de uitvoering. Dat laatste is verwijtbaar. We hoorden bij de ‘chattering classes’, de pratende klasse. We keken niet op een uur en vonden het een voorrecht betekenisvol werk te hebben.
We lieten ons daarvoor goed betalen en zorgden dat er meer kwamen zoals wij. Zo vormden wij een leger van indirecten. We coachten, leiden op, adviseerden, planden, coördineerden, werkten strategieën uit en communiceerden. Ja communiceren. We verkenden en onderzochten. We stemden al en netwerkten. We schreven notities, columns, en gaven enthousiaste interviews. We waren trots op elkaar en spraken af in de betere restaurants. We vonden het best goed gaan.
Ondertussen liep het land vast, liepen de personeelstekorten in de uitvoering op, kampten anderen met onze regelingen en geformuleerde kaders. We kregen meer betaald voor praten óver werk dan de mensen die aan het werk waren. We waren de vrijgestelden.
En we vonden het heel normaal dat wij meer betaald kregen dan mensen die het echte werk deden. We hadden doorgeleerd. We konden het werk onze passie noemen. We gingen er regelmatig tussenuit en mochten onze eigen werktijden bepalen.
En heel af en toe vroeg iemand of we wel goed bezig waren. Dan riepen we op tot zelfvertrouwen en reflectie. We knikten nadenkend. En stelden vast dat het goed was om er zo over te praten.
En daarna deden we niets. Het systeem was nu eenmaal zo. We drongen er bij anderen op aan te veranderen. En zochten we naar de ontwikkelingen die er toe deden.
Zou het toeval zijn dat mensen in de uitvoering een hekel hebben aan de mensen die zich associëren met ‘het management’ en ‘de leiding’. Is hun wantrouwen werkelijk onbegrijpelijk? Als zij de trossen hofhouding zien die zich rond de macht in organisaties verzameld hebben. Hoe dichter bij de ceo, hoe beter de betaling. En hoe verder van het werk, idem zo.
Wij die weer aan de slag gaan met ons projecten voor purpose, duurzaamheid en persoonlijke ontwikkeling.. al die razend interessante projecten waar de nieuwe geheimtaal haar thuis gevonden heeft? We complimenteren wat af in eigen kring.
Wie heeft bepaald dat het hoofd meer waard is dan de handen? Wie heeft besloten om voor praten óver werk meer te betalen dan voor werk? Wie heeft de vrijheden en de betalingen zo ongelijk verdeeld?
Zou enige zelfkritiek in de huidige situatie niet gepast zijn? Of lenen de media als Facebook,Twitter en Instagram zich daar niet voor? Blijven we doen dat wij de oplossing zijn, en de anderen het probleem?
Harry Starren, spreker, publicist