(foto: Tuấn Kiệt Jr.)
Het kind in ons
Van de week was ik naar een kinderboerderij met mijn kleinzoontje van bijna anderhalf, Moos. Hij was totaal gefascineerd door de geiten. “Mèèèè!” schreeuwde hij, alsof hij voordeed hoe het moest. Andere groepjes kinderen kwamen en gingen want de meeste moeders of crèchejuffen zeiden al snel: “Kom, we gaan verder.” Ik probeerde dat ook: “Kom, we gaan naar de varkens”, maar Moos rende telkens weer terug naar de geiten.
En we hadden alle tijd.
Geiten houden van radijs, ontdekten we, maar één ervan wist telkens voor te dringen. Toen we eindelijk vertrokken, kon ik nog net een radijs voeren aan dat ene geitje dat steeds van het hek was weggejaagd.
De rest van de dag had ik een frisse, nieuwe energie. Ik gaf een rebalancing sessie, deed een boodschap, kookte heerlijk, ging naar Portugese les en las een boek op de bank, met een vaag gevoel van verwondering: wat gaat alles toch soepel vandaag. Wat ben ik een gezegend mens.
Vandaag is de Internationale Dag van het Kind. En ook, lees ik op internet, de Internationale Dag van de Ouder.
Ook zonder kinderen of kleinkinderen in je leven is er altijd een kind waarvan je de ouder bent: je eigen innerlijke kind. Het kind dat je was.
In mijn rebalancing praktijk gaat het meestal om het gewonde kind dat ik ontmoet in mijn cliënten. Het kind dat telkens weer mee moest ook al was het nog niet uitgekeken, het boze, opstandige kind, het angstige kind, het dodelijk eenzame kind. Het kind dat niet getroost werd als het viel, dat emoties niet mocht voelen omdat de ouders daar niet tegen konden.
Het kind dat zichzelf de schuld is gaan geven, omdat dat minder erg was dan beseffen dat er te weinig liefde was.
Als dat kind eindelijk aandacht krijgt, onze eigen warme, oordeelloze aandacht, komt er langzaam maar zeker ook iets anders in ons op: het heilige kind.
Hoe diep we ook getraumatiseerd zijn, onder alle lagen van afweer en verdringing is dat kind er altijd. Het onschuldige kind. Het speelse, spontane, vrije kind, het moedige kind, het kind dat zozeer vertrouwde op het leven zelf dat het tóch een groot ‘ja’ zei tegen geboren worden, zelfs al wist onze ziel dat het moeilijk zou worden. Dat ‘ja’ zei tegen alles.
Het is een van de belangrijkste ontwikkelingstaken bij het ouder worden: dit innerlijke kind hervinden. En het komt vanzelf, als je openstaat voor het angstige, boze en verdrietige ‘nee’ van het kind in je ziel. Als je de last van het leven geduldig draagt, komt de beloning – zoals zo prachtig symbolisch wordt verteld in het Grimm-sprookje ‘Het ganzenhoedstertje bij de bron’ waarover ik eerder al schreef.
Want dan kun je als volwassene, met een hart dat groot genoeg is voor alle pijn, met heel je hart ‘ja’ zeggen tegen álles wat je overkomt.
Ja tegen de regen, ja tegen de storm, ja tegen het ongemak, tegen de absurditeit. Ja tegen het lot, je eigen lot en dat van anderen. Ja, ook ja tegen het lijden, tegen de weerstand, tegen al het stroeve tegenstribbelen, tegen de uitputting en uiteindelijk ja tegen de overgave.
Dan blijken je tranen parels te zijn. Juist door dit alles wordt je ziel een koningin, een koning te rijk.
Laten we vandaag warme, geduldige aandacht geven aan ons innerlijke kind.
Net zolang bij de geiten blijven als we willen. In de plassen stampen, languit in de modder vallen. Op onze rug in het gras liggen, naar de wolken kijken en er figuren in zien. Spelletjes doen. Zingen en dansen. Raar doen en er zelf het hardst om lachen. De tijd nemen voor het kind in ons.
Nee, correctie: laten we dat doen vanaf vandaag.
Lisette Thooft, rebalancer, schrijfster