Beste Ron,


Vroeger, niet eens zo heel lang geleden, zocht je bij binnenkomst in een stad een parkeerhaventje op, alwaar een groot beglaasd bord met de stadsplattegrond. In de regen (het regende in die tijd voortdurend) zocht je met de index van een letter en een cijfer naar de straat van bestemming. Maar wat heb je aan je bestemming als je niet weet waar je bent? Daarom stond er een grote rode stip bij de straat waar je stond.


Dat is het kompas. De grote rode stip. ‘U bevindt zich hier’. En dan is er het pijltje op je kompas dat het Noorden wijst. Het magnetische noorden. Wat is your true North? Hoe verhoud ik mij tot de wereld.


Een kompas is geen routekaart. Geen navigator die het van je overneemt. Het geeft je de context aan. En wijst naar het Noorden. Daarna begint de klus pas. Maar door het kompas is het geen slag in de lucht. Niet: ‘Doe maar wat’.  Je kunt je koers bepalen als je weet waar het Noorden ligt. 


Kunnen we wat met die metafoor? Zeker als je twee dingen laat. Je moet een metafoor nooit te lang doorzetten. Want metaforen slijten in gebruik. En je moet ze niet te lang analyseren, want dan gaan ze mank. Je moet ze aanvaarden in wat ze zijn: een duwtje in de rug. 


Wie hoopt met een kompas van de sores af te zijn, komt ook op die gedachte terug.


Harry Starren


Beste Harry,


Als kleine jongen heb ik weleens zo’n blikken kompasje gekregen, met zo’n wiebelend naaldje in het midden. Het voelde te goedkoop aan om het te geloven. Bovendien had ik het niet nodig dacht ik, want het ‘noorden’ was enkel de rand van mijn oude arbeiderswijk. Verder gaan was niet het gevoel dat er daar heerste. We wisten wie we waren en hoopten op weinig meer. Pas toen ik dichters ging ontdekken, ontstond er een nieuwe horizon. De taal werd mijn kompas. Ik werd er geloof ik een dromerig mens van. De grenzen van mijn ouderlijk huis rekten op. Er was meer, en er was bovendien meer van mijzelf, bedacht ik. 


Het kompas werd daar een innerlijk kompas, een avontuur dat naar binnen sloeg. Woorden kregen een andere betekenis, of in ieder geval een diepere laag. Ik was nog niet zover dat ik mij afvroeg wie ík nou was, maar dat er meer was, dat het kompas een andere richting aangaf dan ik gewend was daar in die oude wijk, was wel duidelijk. 


Maar hoe kwam ik weg? Hoe ging ik verder? Waarheen dan. Teveel voor een jonge jongen nog. Er was slechts een lichte tinteling, een vermoeden. Ik werd lid van de bibliotheek en las Ida Gerhardt: 


‘Zeven maal om de aarde te gaan,

als het zou moeten op handen en voeten;

zevenmaal om die éne te groeten

die daar lachend te wachten zou staan.

Zeven maal om de aarde te gaan.’


Dat was het. De reis kon beginnen. Mijn kompas wees de weg. 


Ron van Es


Ron,


Waarom zou je zoeken naar wat je al hebt gevonden? 


Is niet de vraag hoe anderen kunnen vinden wat jij hebt gevonden. Of kan het alleen door zélf te zoeken? 


Christopher Hitchens, principieel atheïst, is dat we zonder God of Geloof, maar met een geweten de weg kunnen vinden die ons naar het goede wijst. 


Wel hebben we de ander bij de koers vinden nodig, vooral als verleidingen ons van het juiste pad af kunnen brengen. Ik vroeg ‘mijn’ HRM manager altijd of of ik het goede besliste. Dat vroeg ik vooral als er in mij een belletje rinkelde. Ben ik hier niet al te ijdel, tel ik mijn eigenbelang hier niet te zwaar, geef ik de ander voldoende ruimte, kom ik de afspraken zoals bedoeld wel na?


Hij hielp mij mijn kleinheid te overwinnen en matigde me als ik al te groots wilde zijn. 


Je ontwikkelt je kompas door het gesprek aan te gaan en door je fouten onder ogen te zien en anderen te vergeven zoals je je zelf wilt vergeven. 


Want ook in de onvolkomenheid schuilt God misschien? 


Harry


Dag Harry,


Het schuilen van God, G-d zelf is dan in de wind volgens de verhalen in het Oude Testament. God is hoorbaar voor de goede luisteraars. Is dat ook in de wanklank denk ik dan? In de schreeuw? In het vloeken van de tegenstander? In het zachte gejank van de dieren op weg naar hun dood? In het stille moment voordat de bom valt?


Als ons kompas ook de weerhaan is op het dak van de kerk, welke zachte wind wijst ons dan de goede weg? En is de kerk zelf de weg niet kwijt? Of geloven wij enkel nog in de orkaan van harde stemmen, de mensen die brullen, stampend hun mening verkondigen?


God schuilt intussen in de zachte wind. Door de haren. Langs de oren die luisteren.


Merk jij dat ook dat de jaren klimmen en dat de stilte toeneemt. De barse mening van eerst wordt een zachte stem van poëzie. Een enkele regel, hier en daar, geschreven of gesproken. Het is de wind die we laten waaien, en we luisteren. Misschien zit daar het vertrouwen op een ander kompas, een dieper weten dat ik geen weten heb, maar slechts een kleine duw in de goede richting krijg. Als ik goed luister. 


Ron


Beste Ron,


Dat beeld van de weerhaan op de torenspits spreekt me aan. Of ik zachter wordt en stiller weet ik niet. Ik word ook feller, uitgesprokener, draai er minder omheen. 


Waar ik op hoop is dat slimheid plaatsmaakt voor wijsheid. 


Dat kompas als instrument waarmee je koers zet en koers houdt, is voor mij ‘het geweten’, je innerlijke kennis van goed en kwaad. Het is iets dat je bij de les houdt en behoedt voor verleidingen. 


Ik denk dat het om de durf gaat om na iets te zijn geweest, de stap te zetten naar het niets zijn. Zonder de bevestiging van anderen te leven maar aan je zelf genoeg te zijn, en dáárin van betekenis voor anderen.


Ik kreeg gisteren de herinnering aan Palmpasen terug. Hoe we in processie liepen met versierd kruis. En ik zag mijn moeder druk in de weer er iets moois van te maken zodat ik fier kon meelopen. Wat je als vanzelfsprekend ervaart als kind wordt in de terugblik bijzonder. 


Je

H


Dag Harry,


Je schrijft dat het kompas je innerlijke kennis van goed en kwaad is, iets dat je bij de les houdt en behoedt. En dat is ook gelijk het mysterie van de hele natuur. Het geweten. Het weten dat iets goed of kwaad is. O, er leven natuurlijk mensen overheen, over dat goed doen, dat heeft de geschiedenis wel laten zien, maar in essentie kunnen we elkaar, onszelf, aanspreken op een geweten, een ethisch besef. Natuurlijk cultureel bepaald, en soms met rare radslagen omgeven, maar toch.


Blijft natuurlijk de vraag hoe dat geweten zo ingebakken kan zijn in ons systeem? Als we ervan uitgaan dat de evolutie begon met microben die zich langzaam verder ontwikkelden is lastig om te veronderstellen dat daar in de blauwdruk iets van een besef van goed en kwaad in opgeslagen werd. De sociologen beginnen dan over de ontwikkeling van een stam, een samenleving, waar we met goed fatsoen kozen voor elkaar, en voor jezelf, om het een beetje dragelijk te houden. Is dat het ontwikkelde kompas? Dragelijk houden? Schipperen? Een beetje van mij en een beetje van jou?


Wat gaat er dan mis in onze samenleving zou je zeggen. Met de verrijking van een deel ten koste van het grotere deel. Met het uitsluiten van anderen. Met het ontzeggen van kansen voor velen. 


Ik sprak ooit Sasja Martel die vanuit haar joodse geloof iets vertelde over het idee van barmhartigheid - ligt dat niet in ons kompas besloten? Ze vertelde dat barmhartigheid altijd gepaard gaat met rechtvaardigheid. Niet alles omarmen en jezelf daarbij vergeten. Niet alles uitdelen zonder er zelf bij betrokken te zijn. Waar ben je in dat ‘spel’ van erbarmen? Het lijkt een beetje op die stelregel dat je in het vliegtuig eerst jezelf moet zekeren voordat je dat bij de ander doet die naast je zit. Alleen zo kan je helpen. 


Vandaag de dag lijkt een deel van de samenleving voorin te zitten, in de eerste klas, en de rest het te laten uitzoeken achterin het vliegtuig. Het vliegtuig zal wel landen, de vraag is waar?

Ron